ECLI:NL:RBZWB:2025:2973

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
02-178658-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit met procesafspraken tot gevangenisstraf

Op 16 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 mei 2024 verschillende wapens, munitie en wapenonderdelen voorhanden had. De verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Roermond, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.I.M. Entjes. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 hebben de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging procesafspraken gemaakt over de afdoening van de zaak. Deze afspraken hielden in dat de verdachte zou afzien van bewijsverweren en dat het Openbaar Ministerie zou vorderen tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de procesafspraken beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het medeplegen, waarvan de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de procesafspraken en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie onwenselijk is en kan leiden tot gevaarlijke situaties. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-178658-24
vonnis van de meervoudige kamer van 16 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Roermond,
raadsvrouw mr. L.I.M. Entjes, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat dat verdachte verschillende wapens, munitie en wapenonderdelen voorhanden heeft gehad.

3.De procesafspraken

Deze strafzaak kenmerkt zich doordat het Openbaar Ministerie en de verdediging procesafspraken hebben gemaakt over wat volgens hen een passende uitkomst van de strafzaak zou zijn. Deze procesafspraken hebben zij opgenomen in een overeenkomst, die de officier van justitie, verdachte en zijn raadsvrouw op 29 april 2025 hebben ondertekend. Voorafgaand aan de inhoudelijke zitting hebben zij deze overeenkomst overgelegd aan de rechtbank. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben de rechtbank daarmee een gezamenlijk voorstel gedaan over de wijze van afdoening van de zaak. Het afdoeningsvoorstel houdt, in de kern, het volgende in:
  • het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van het feit conform de inhoud van de procesafspraken;
  • het Openbaar Ministerie zal vorderen een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest (althans zowel het OM als de verdediging hebben op de zitting desgevraagd aangegeven dat het de bedoeling is dat het voorarrest hiervan wordt afgetrokken);
  • verdachte ziet af van het indienen van onderzoekswensen en trekt alle ingediende onderzoekswensen in;
  • verdachte voert geen bewijsverweren;
  • verdachte doet afstand van de in beslag genomen goederen, zoals opgenomen in de ’Lijst van de in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een strafrechtelijke titel’;
  • verdachte zal geen verzoeken tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis doen;
  • verdachte zal zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de straf;
  • dat verdachte zich beseft dat het niet voeren van verdediging (hoogstwaarschijnlijk) zal leiden tot een veroordeling van het strafbare feit, zoals omschreven in de tenlastelegging;
  • verdachte zal met zijn advocaat aanwezig zijn bij de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak, zodat de rechtbank de gelegenheid heeft verdachte te bevragen;
  • verdachte zal met zijn advocaat bij de inhoudelijke behandeling de bovenstaande procesafspraken nadrukkelijk bevestigen;
  • verdachte en het Openbaar Ministerie zien af van hoger beroep, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen verdachte en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken.
De gehele overeenkomst procesafspraken Openbaar Ministerie en verdediging is als bijlage bij dit vonnis opgenomen.
Beoordeling van de procesafspraken door de rechtbank
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. Bij de beoordeling zijn voor de rechtbank leidend geweest de uitgangspunten, zoals verwoord door de Hoge Raad in het arrest van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252).
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de totstandkoming van de procesafspraken is bijgestaan door zijn raadsvrouw. Verdachte is ook samen met mr. W.R. Smeets (waarnemend voor raadsvrouw mr. L.I.M. Entjes) aanwezig geweest op de openbare terechtzitting van 2 mei 2025, alwaar de inhoud van het afdoeningsvoorstel is besproken.
De rechtbank heeft op de zitting benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de (totstandkoming van de) procesafspraken en dat de rechtbank daaraan niet gebonden is. De rechtbank houdt immers een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen. Hierbij staat met name de beantwoording van de vragen conform artikel 348 en artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering centraal.
De officier van justitie, mr. Smeets (waarnemend raadsman) en verdachte hebben op de zitting bevestigd achter het voorstel te staan. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het voorstel met mr. Entjes heeft besproken en dat de inhoud van de afspraken duidelijk voor hem is. Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt - in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten - en hij accepteert de op te leggen straf, zoals deze is voorgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, doet geen afbreuk aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de inhoud van de procesafspraken niet bij haar oordeel te betrekken.

4.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig de procesafspraken gerekwireerd. Zij acht bewezen dat verdachte een groot aantal wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - overeenkomstig de procesafspraken - geen bewijsverweren gevoerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij spreekt verdachte vrij van het medeplegen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de bewijsmiddelen die de rechtbank gebruikt opgenomen in een aanvulling op dit vonnis, dat aan het verkorte vonnis wordt gehecht.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 mei 2024 te [woonplaats] , voorhanden heeft gehad:
- wapens van categorieII, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
• een kogelgeweer, van het merk FAL, kaliber 7,62 x 51 mm
• wapenonderdelen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool van het merk MAT-49, in delen uiteen, zijnde vuurwapens geschikt om automatisch te vuren en
- wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
• een pistool van het merk Star, kaliber 6,35 mm Br.,
• een hagelgeweer, dubbelloops, van het merk Charles Daly, Cal. 12
• een hagelgeweer, dubbelloops, van het merk Baikal, Cal .12
• een kogelgeweer, merk FN, kaliber .22 Long Rille
• een hagelgeweer, enkelloops, kaliber .410
• een seinpistool, merk HK, kaliber 26,5 mm
• een pistool, merk Walther, kaliber -22 Long Rifle
• een pistool, merk Soc It Galesi, kaliber .22 Long
• een revolver, merk Smith & Wesson, kaliber .38 S&W Special
• een pistool, merk Umarex Walther model P22, kaliber 7,65 mm Browning
• een revolver, merk HS21, kaliber 4 mm flobert
• een pistool, merk Colt, kaliber .45 Auto
• een gaspistool, merk Zoraki, kaliber 9 mm knal
• (vuur)wapenonderdelen en hulpstukken als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vier schietbekers en 13 patroonmagazijnen en een kast met open loop van een pistool (omgebouwd alarmpistool, merk BBM) en kast met loop (alarmpistool van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie) en een kast en een Bascule/kast
• een 3D geprint geweer, kaliber .22 LR
• een pistool, merk Walther, kaliber 7,65 mm Br
• een hoeveelheid 3D geprinte (vuur)wapenonderdelen en hulpstukken als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten onderdelen van een 3D vuurwapen FGC-9, en van een onbekend merk vuurwapen en van een 3D Cabfire pistool en van een 3D Harlot pistool, zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en
- een hoeveelheid munitie van categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
• 14 centraalvuur hollowpoint kogelpatronen en
- een hoeveelheid munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
• een grote hoeveelheid kogelpatronen, hagelpatronen, knalpatronen en hulzen, in totaal ongeveer 1633 stuks in elk geval een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert - conform de procesafspraken - aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd en de rechtbank verzocht aan te sluiten bij de procesafspraken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een grote hoeveelheid verschillende wapens in zijn woning voorhanden gehad. Een aantal vuurwapens was geschikt om automatisch te vuren. Ook is er een grote hoeveelheid (bijpassende) munitie, wapenonderdelen en hulpstukken, zoals patroonmagazijnen aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie is onwenselijk in de maatschappij en kan voor gevaarlijke situaties zorgen. Het aanwezig hebben van een wapen kan namelijk leiden tot het feitelijk gebruik ervan en vormt een onaanvaardbaar risico op geweldsdelicten met dodelijke afloop of zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De rechtbank acht dan ook strafverzwarend dat verdachte op het moment dat hij werd aangehouden een geladen vuurwapen in zijn jaszak had zitten.
Gelet op de aard en de ernst van dit feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en is rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. In beginsel acht de rechtbank daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot zes jaar passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat de procesafspraken in deze zaak nopen tot een andere afweging die resulteert in een lagere straf. Zij overweegt daartoe als volgt. Een matiging van de straf in dit geval is gerechtvaardigd omdat verdachte heeft meegewerkt aan een procedure die uiteindelijk tot efficiëntere rechtspleging heeft geleid. De behandeling van de strafzaak tijdens het onderzoek op zitting is voortvarend verlopen, nu als gevolg van de procesafspraken geen inhoudelijke verweren zijn gevoerd. Bovendien wordt door naleving van de overeenkomst een hoger beroep voorkomen. Dit levert tijdswinst op en bespaart kostbare zittingscapaciteit. Naast deze proceseconomische belangen zorgt deze procedure er ook voor dat zaken eerder onherroepelijk zijn en opgelegde straffen sneller kunnen worden geëxecuteerd. De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte geen relevant strafblad heeft en hij zijn moeder ondersteunde bij de verzorging van zijn hulpbehoevende zusje.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de vrijheidsstraf die in de procesafspraken is overeengekomen passend en geboden is. De rechtbank legt dan ook aan verdachte op een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van
categorie III, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en
mr. P.L. Cheung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 mei 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 30 mei 2024 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, voorhanden heeft gehad:
- een of meer wapens van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
• een kogelgeweer, van het merk FAL, kaliber 7,62 x 51 mm
• wapenonderdelen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool van het merk MAT-49, in delen uiteen, zijnde vuurwapens geschikt om automatisch te vuren en/of
- een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
• een pistool van het merk Star, kaliber 6,35 mm Br.,
• een hagelgeweer, dubbelloops, van het merk Charles Daly, Cal. 12
• een hagelgeweer, dubbelloops, van het merk Baikal, Cal .12
• een kogelgeweer, merk FN, kaliber .22 Long Rille
• een hagelgeweer, enkelloops, kaliber .410
• een seinpistool, merk HK, kaliber 26,5 mm
• een pistool, merk Walther, kaliber -22 Long Rifle
• een pistool, merk Soc It Galesi, kaliber .22 Long
• een revolver, merk Smith & Wesson, kaliber .38 S&W Special
• een pistool, merk Umarex — Walther model P22, kaliber 7,65 mm Browning
• een revolver, merk HS21, kaliber 4 mm flobert
• een pistool, merk Colt, kaliber .45 Auto • een gaspistool, merk Zoraki, kaliber 9 mm knal
• (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vier schietbekers en/of 13 patroonmagazijnen en/of een kast met open loop van een pistool (omgebouwd alarmpistool, merk BBM) en/of kast met loop (alarmpistool van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie) en/of een kast en/of een Bascule/kast
• een 3D geprint geweer, kaliber .22 LR
• een pistool, merk Walther, kaliber 7,65 mm Br
• een hoeveelheid 3D geprinte (vuur)wapenonderdelen en/of hulpstukken als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten onderdelen van een 3D vuurwapen FGC-9, en/of van een onbekend merk vuurwapen en/of van een 3D Cabfire pistool en/of van een 3D Harlot pistool, zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een hoeveelheid munitie van categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
• 14 centraalvuur hollowpoint kogelpatronen en/of
- een hoeveelheid munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
• een grote hoeveelheid kogelpatronen, hagelpatronen, knalpatronen en hulzen, in totaal ongeveer 1633 stuks
in elk geval een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie;
(art. 26 lid 1 jo. art. 55 lid 1,3 ,7 WWM).