4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aanleiding en rechtmatigheid doorzoeking loods
Op 16 november 2024, omstreeks 13:00 uur, is bij de politie de volgende MMA-melding binnengekomen:
‘Vermoedelijk bevindt zich op het [adres] in [plaats] een drugslab. Er is een sterke chemische geur te ruiken om het pand heen. Het pand wordt regelmatig bezocht door verschillende mensen, die rijden in busjes. Er worden jerrycans in en uit de loods en de busjes geladen. Het gaat om het pand met het rolluik aan de rechterkant. Op het terrein bevindt zich ook een IBC vat.’
Omstreeks 19:30 uur is de politie bij de loods aan de [adres] gaan kijken. Zij roken toen geen bijzondere geuren. Wel was er een zoemend geluid te horen, wat overeenkwam met het geluid van een werkend aggregaat.
Vervolgens is er om 22:30 uur opnieuw een melding binnengekomen over de
dezelfde loods. De melding was als volgt:
‘Melder geeft aan last te hebben van een enorme chemische lucht die ze ruiken achter in de winkel. De lucht is mogelijk afkomstig uit de loods achter het pand. Melder geeft aan dat het niet uit te houden is. Melder geeft aan dat de loods in twee is verdeeld. De linker kant wordt verhuurd aan een Poolse man. Hier zou de lucht vandaan komen. Er zou nu licht branden in de loods.
Hierop zijn verbalisanten opnieuw richting de loods gegaan. Verbalisanten zijn de betreffende winkel ingegaan en bij de achterzijde, waaraan de loods met een dun muurtje grensde, hoorden zij een licht zoemend geluid, het geluid van een afzuiging. Ook rook het hier sterk naar terpentine/thinner, maar iets minder sterk dan in de winkel. Er brandde nog licht in de loods en andere verbalisanten zagen dat verdachte in en uit de loods liep. Er werd ook nog een andere manspersoon waargenomen bij de loods. Verdachte is toen staande gehouden. Na binnentreden in de loods zagen de verbalisanten meerdere pillenstampers en restanten van roze poeder. Hierop is verdachte aangehouden.
Gelet op de twee MMA-meldingen en het zoemend geluid dat door de verbalisanten bij de loods is gehoord, alsook de sterke chemische lucht die zij op dat moment roken, in combinatie met het late tijdstip, is de rechtbank van oordeel dat er een voldoende vermoeden aanwezig was van enig strafbaar feit in de zin van artikel 27 Sv. De rechtbank concludeert daarom dat het binnentreden en doorzoeken van de loods rechtmatig is geweest en verwerpt het verweer van de verdediging.
Bewerken en verwerken van harddrugs
Uit onderzoek door de politie, de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) en het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat in de loods (onder meer) het volgende is aangetroffen:
- In ruimte A: een tabletteermachine, onderdelen van tabletteermachines en tabletteerstempels met matrijzen die voorzien waren van verschillende logo’s of tekst;
- In ruimte B: meerdere tabletteermachines, XTC-tabletten, tabletteerpoeder en een halfgelaatsmasker;
- In ruimte C: tabletteerstempels, XTC-tabletten, volgelaatsmaskers en zakken cellulose;
- In totaal ongeveer 79 kilo aan MDMA, 2C-B, 4-CMC en 4-MMC-houdende XTC-tabletten en tabletteerpoeders.
Volgens de LFO werden in de loods met de tabletteermachines onder andere XTC-tabletten vervaardigd. Tijdens de vervaardiging van deze XTC-tabletten werden verschillende tabletteerstempels gebruikt.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen) van het bewerken, verwerken of aanwezig hebben van de harddrugs.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij onder dreiging een deel van de loods heeft afgestaan aan ene [naam]. Verdachte zou niets te maken hebben met de harddrugs. Daar zou [naam] verantwoordelijk voor zijn. Verdachte gebruikte de loods zelf nog om auto’s te repareren. Hij kwam niet vaak meer in de loods, maar als hij er kwam, zette hij de auto voor de loods. Dan kwamen er mannen van [naam] naar hem toe om te zeggen dat hij in de loods moest schoonmaken. Dit heeft verdachte een paar keer gedaan. Hiermee is verdachte niet naar de politie gegaan, omdat hij bang was voor [naam].
Over de verklaring van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zijn verklaring op meerdere onderdelen meerdere keren aangepast. Op 17 november 2024 heeft verdachte allereerst bij de politie verklaard dat hij niet weet wie de Marokkaanse man is en dat hij van hem geen telefoonnummer heeft. Op de pro-formazitting van 25 februari 2025 wist verdachte dat de Marokkaanse man [naam] heette en dat zijn telefoonnummer in de telefoon van verdachte stond opgeslagen. Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij alleen auto’s repareerde in de loods. Op de zitting van 2 mei 2025 heeft verdachte verklaard dat hij een aantal keer heeft opgeruimd en schoongemaakt in de loods voor [naam]. Ook verklaarde verdachte dat hij niet wist wat er in de loods aan de hand was, maar bij zijn verhoor bij de politie heeft verdachte op de vraag wat de Marokkaanse man in de loods heeft gedaan juist geantwoord met ‘pilletjes’. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet alleen niet consistent is, maar ook wordt weersproken door het dossier. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij drie tot vier maanden niet in de loods is geweest en dat hij daar alleen in de avond kwam. Op de telefoon van verdachte staan echter foto’s van harddrugs en tabletteermachines, die hij op 4 en 12 november 2024 heeft gemaakt. Daarnaast blijkt uit camerabeelden dat verdachte op 16 november 2024 al vanaf de middag bij de loods was. Verder heeft verdachte op de zitting van 2 mei 2025 verklaard dat de mannen van [naam] tegenover de loods woonden en naar hem toe kwamen als zij zagen dat verdachte de auto voor de loods neerzette. Gelet hierop en op de verklaring van verdachte dat hij bang was voor [naam], acht de rechtbank het zeer opmerkelijk dat hij de auto iedere keer weer voor de loods parkeerde. Als verdachte zo bang was voor [naam] en hij zijn vrouw en kind, die volgens verdachte ook door [naam] werden bedreigd, wilde beschermen, ligt het juist in de rede dat hij zijn auto niet recht voor de loods zou parkeren en dat hij naar de politie zou stappen om te vragen om bescherming tegen [naam]. Dit heeft hij niet gedaan. De rechtbank acht het daarnaast opmerkelijk dat verdachte pas op de zitting met deze verklaring is gekomen. Tot slot heeft verdachte op de zitting van 2 mei 2025 verklaard dat de deur in de loods altijd op slot was, behalve op 16 november 2024, de dag dat hij daar is aangehouden. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat alle aangetroffen goederen en drugs worden achtergelaten in de loods zonder de deur op slot te doen, terwijl verdachte van de loods gebruik mag blijven maken. De aangetroffen hoeveelheid drugs vertegenwoordigt namelijk een hoge straatwaarde. De kans op ontdekking en melding bij de politie zou in het geval dat iemand van niets weet in de loods bijzonder groot zijn. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig en schuift deze verklaring terzijde.
Verdachte verantwoordelijk voor bewerken en verwerken harddrugs
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de huurder van de loods was en in de loods aanwezig was toen de politie de harddrugs en tabletteermachines heeft ontdekt. Die dag was er een chemische lucht te ruiken dat van de loods vandaan kwam, wat duidt op het bewerken van harddrugs. In alle ruimtes van de loods zijn harddrugs en drugsgerelateerde goederen aangetroffen, dus ook in de ruimte waarover verdachte heeft verklaard dat hij daar kwam (ruimte A). Verdachte kwam echter ook in de andere ruimtes. In de tabletteerruimte (ruimte B) is namelijk op vijf sigaretten en op een halfgelaatsmasker zijn DNA aangetroffen. Dit zijn weliswaar verplaatsbare objecten, maar de rechtbank is van oordeel dat het bij een hoeveelheid van vijf sigaretten aannemelijk is dat verdachte in die ruimte heeft gerookt en daar dus geregeld kwam. Verdachte had daarnaast bij zijn aanhouding roze poeder op zijn schoenen en in tabetteerruimte (B) was zowat alles bedekt onder een laag roze poeder.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het verdachte zelf is geweest die zich in de loods heeft bezig gehouden met het tabletteren van harddrugs.
Medeplegen?
Nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de betrokkenheid van anderen, zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de loods harddrugs heeft bewerkt en verwerkt.