ECLI:NL:RBZWB:2025:2997
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake bezwaar tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had het bezwaar tegen de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar buiten de wettelijke termijn van zes weken zou zijn ingediend. De rechtbank heeft op 14 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaar tijdig is ingesteld. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift begint op de dag na de dagtekening van het besluit, tenzij de dag van dagtekening voor de bekendmaking ligt. In dit geval betwist belanghebbende de ontvangst van het aanslagbiljet, wat betekent dat de inspecteur moet aantonen dat het aanslagbiljet tijdig is verzonden. De rechtbank concludeert dat de inspecteur hierin niet is geslaagd, waardoor de naheffingsaanslag niet tijdig bekend is gemaakt. Dit leidt tot de conclusie dat het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank heropent het onderzoek en geeft belanghebbende de gelegenheid om binnen vier weken de gronden van het beroep aan te vullen. De inspecteur krijgt daarna ook vier weken om hierop te reageren. De rechtbank is voornemens om de zaak op 29 augustus 2025 opnieuw te behandelen. Tot die tijd houdt de rechtbank verdere beslissingen aan, inclusief die over proceskosten en griffierecht.