In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de WOZ-beschikking en de onroerendezaakbelasting behandeld. Het beroep is ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 november 2022. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard omdat het te laat is ingediend. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet. In dit geval was de dagtekening 30 juni 2021 en het bezwaarschrift is pas op 1 april 2022 ontvangen, wat betekent dat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken.
Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat, gezien het feit dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, er geen aanleiding is om het verzoek om schadevergoeding toe te wijzen. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.