In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 mei 2025, wordt er geoordeeld over de beroepen van de belanghebbende tegen de WOZ-beschikkingen en de onroerendezaakbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, had bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van de heffingsambtenaar van 18 december 2023, maar de rechtbank oordeelt dat de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank stelt vast dat de bezwaren te laat zijn ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 8 april 2022, terwijl het bezwaarschrift pas op 16 maart 2023 is ontvangen. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare redenen zijn voor deze termijnoverschrijding, en dat de heffingsambtenaar de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarnaast wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat er geen voldoende basis is voor het toekennen van een dergelijke vergoeding. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.