ECLI:NL:RBZWB:2025:3018

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/8961
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting; niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 augustus 2023 behandeld. Het beroep betreft de WOZ-beschikking voor het object [adres] met aanslagnummer [nummer] voor het jaar 2023, evenals de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard door de heffingsambtenaar, omdat het bezwaar te laat is ingediend. De rechtbank bevestigt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet. In dit geval was de dagtekening 1 februari 2023, waardoor de termijn eindigde op 15 maart 2023. Het bezwaarschrift is echter pas op 27 maart 2023 verzonden, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat het te laat indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en er geen bewijs is dat de belanghebbende spanning of frustratie heeft ervaren die een schadevergoeding rechtvaardigt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/8961

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 augustus 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] met aanslagnummer [nummer] voor het jaar 2023 alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het aanslagbiljet op de juiste wijze bekendgemaakt?
4. Het aanslagbiljet heeft een dagtekening 1 februari 2023. Hiertegen heeft de gemachtigde met dagtekening 28 maart 2023, binnengekomen bij de heffingsambtenaar op 29 maart 2023, bezwaar gemaakt.
4.1.
De heffingsambtenaar heeft gemachtigde per e-mail in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de termijnoverschrijding.
4.2.
De gemachtigde heeft per e-mail gereageerd. De gemachtigde vraagt aan de heffingsambtenaar waaruit blijkt dat het aanslagbiljet daadwerkelijk is geprint en wanneer deze ter post is bezorgd en met welk postvervoerdersbedrijf. De rechtbank begrijpt dat de gemachtigde hiermee de tijdige verzending van het aanslagbiljet heeft willen betwisten. Verder stelt de gemachtigde dat zijn klanten de aanslagbiljetten direct na ontvangst aan hem toesturen en hij dan binnen 24 uur bezwaar maakt.
4.3.
De heffingsambtenaar is van mening dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en verwijst naar de envelop van gemachtigde met een poststempel van 27 maart 2023 en het boekstuk met nummer [kenmerk] (ontvangen aanslagbiljet).
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de bekendmaking en de verzending van het aanslagbiljet nu vast is komen te staan dat belanghebbende het aanslagbiljet op 6 februari 2023 in zijn administratie heeft geboekt. Belanghebbende heeft een kopie van het aanslagbiljet overgelegd met daarop:
GEBOEKT: 06-02-2023Boekstuk: [kenmerk]Geboekt door: [persoon]Geboekt in: IIB[bedrijf] B.V.
Hieruit blijkt dat belanghebbende in elk geval op dat moment het aanslagbiljet heeft ontvangen.
Is het bezwaarschrift te laat in ingediend?
5. Vast staat dat de dagtekening van het aanslagbiljet 1 februari 2023 is. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 15 maart 2023.
5.1.
Belanghebbende heeft het bezwaarschrift – gelet op de poststempel op de enveloppe – op 27 maart 2023 met PostNL verstuurd. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend. Ook als de rechtbank ervanuit zou gaan dat belanghebbende pas op de dag van het inboeken van het aanslagbiljet (6 februari 2023) bekend is geworden met de aanslag is het bezwaarschrift niet tijdig ingediend. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift eerder op de post is gedaan.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
6. De gemachtigde van belanghebbende heeft naast algemene punten over zijn
24-uurs service en dat hij nooit ziek, zwak of misselijk is geen reden opgegeven. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

7. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
7.1.
De gemachtigde van belanghebbende verzoekt om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De vraag is, áls er al sprake is geweest van spanning en frustratie, in hoeverre dat zo was bij belanghebbende. Gelet op het feit dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is het niet zonder meer aannemelijk dat belanghebbende nog spanning en frustratie had over de WOZ-beschikking en de daarmee samenhangende aanslag onroerendezaakbelasting.
7.2.
Blijkens de door gemachtigde overlegde volmacht zal een eventueel toe te kennen immateriële schadevergoeding aan gemachtigde toekomen. Uit de stukken blijkt niet dat deze vergoeding aan belanghebbende toekomt. Ook dat is een reden om het verzoek om immateriële schadevergoeding af te wijzen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 20 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.