In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2025, wordt het beroep van een belanghebbende, woonachtig in Zwitserland, tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaarschrift tegen een belastingaanslag beoordeeld. De inspecteur van de Belastingdienst had op 8 november 2022 het bezwaar van de belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, omdat de inspecteur de procedure niet correct heeft gevolgd. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift, maar verklaart het bezwaar ongegrond. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen, omdat het verzoek binnen de vijfjaarstermijn was ingediend. De rechtbank concludeert dat Nederland op basis van het Verdrag met Zwitserland het recht heeft om belasting te heffen over de pensioenuitkeringen van de belanghebbende. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan de belanghebbende moet vergoeden.