Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mw. [naam], casemanager;
- de echtgenote van betrokkene;
- de zonen van betrokkene;
- de schoondochter van betrokkene.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, die lijdt aan dementie type Alzheimer en bijkomende psychische problematiek. Het verzoekschrift is op 21 maart 2025 ingediend en de zitting vond plaats met gesloten deuren op dezelfde datum. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangegeven niet te willen worden opgenomen, terwijl de casemanager en de echtgenote van betrokkene de noodzaak van opname benadrukken vanwege de ernstige gedragsproblemen en de onveiligheid in de thuissituatie. De rechtbank heeft overwogen dat het ontbreken van een indicatiebesluit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het CIZ, aangezien de diagnose ook uit andere stukken blijkt. De rechtbank heeft uiteindelijk de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft die niet in de thuissituatie kan worden geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging geldt tot en met 11 oktober 2025.