ECLI:NL:RBZWB:2025:3102

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433265 FA RK 25-1446
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Gremmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene met dementie en psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, die lijdt aan dementie type Alzheimer en bijkomende psychische problematiek. Het verzoekschrift is op 21 maart 2025 ingediend en de zitting vond plaats met gesloten deuren op dezelfde datum. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangegeven niet te willen worden opgenomen, terwijl de casemanager en de echtgenote van betrokkene de noodzaak van opname benadrukken vanwege de ernstige gedragsproblemen en de onveiligheid in de thuissituatie. De rechtbank heeft overwogen dat het ontbreken van een indicatiebesluit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het CIZ, aangezien de diagnose ook uit andere stukken blijkt. De rechtbank heeft uiteindelijk de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft die niet in de thuissituatie kan worden geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging geldt tot en met 11 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433265 / FA RK 25-1446
Datum uitspraak: 11 april 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1945 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats],
advocaat mr. B.I. van Vugt te Roosendaal.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 21 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 april 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw. [naam], casemanager;
  • de echtgenote van betrokkene;
  • de zonen van betrokkene;
  • de schoondochter van betrokkene.

2.Het verzoek

2.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij niet wil worden opgenomen en verblijven in een accommodatie. De vergeetachtigheid van betrokkene valt mee. Hij vergeet niet te eten of zijn medicatie in te nemen. Daarnaast is er geen sprake van agressie of valgevaar. Betrokkene heeft dagopvang geprobeerd, maar dit ging niet.
3.2.
De casemanager heeft naar voren gebracht dat de combinatie van dementie en psychische problematiek, paranoïde persoonlijkheidsproblematiek, maakt dat betrokkene achteruitgaat. De alzheimer is de voorliggende problematiek, omdat deze zijn reactievermogen en coping veranderd heeft. Het lukt betrokkene niet meer om zijn gedrag te reguleren waardoor er sprake is van ernstige agressie. Hierdoor zijn er zorgen over de veiligheid voor betrokkene en de echtgenote. In januari heeft een incident plaatsgevonden waarbij betrokkene de echtgenote met een kruk in de hoek heeft geduwd. Betrokkene houdt zorg af. Hij wil geen hulp accepteren van de echtgenote. Tevergeefs is geprobeerd thuiszorg en dagbehandeling in te zetten. De psychiater en de specialist ouderengeneeskunde hebben naar aanleiding van het agressie incident in januari gekeken naar aanpassingen van de medicatie. Dit is door hen als onvoldoende helpend beoordeeld. Een opname en verblijf in een accommodatie zijn daarom noodzakelijk en er zijn geen minder ingrijpende alternatieven meer. Zodra de rechterlijke machtiging wordt afgegeven zal een WLZ-indicatie worden aangevraagd.
3.3.
De zonen van betrokkene vinden de situatie heel moeilijk. Zij vinden het lastig om in te schatten tot wanneer het wel of niet meer houdbaar is in de thuissituatie.
3.4.
De echtgenote van betrokkene heeft naar voren gebracht dat zij overbelast is. Het gaat thuis niet meer.
3.5.
De advocaat van betrokkene voert allereerst een formeel punt aan. Voor betrokkene is nog geen WLZ-indicatie aangevraagd. In artikel 26 lid 6 sub a Wet zorg en dwang (Wzd) is bepaald dat bij het verzoek een indicatiebesluit, dan wel de verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c, dient te worden overgelegd. Nu beiden stukken ontbreken bij het verzoek, dient het CIZ in zijn verzoek niet ontvankelijk te worden verklaard.
Voorts voert de advocaat aan dat betrokkene opname en verblijf in een accommodatie niet noodzakelijk vindt. Betrokkene betwist het ernstig nadeel. Hij vindt dat het thuis nog goed gaat. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
In onderhavige zaak heeft het CIZ de rechtbank verzocht ten aanzien van betrokkene een machtiging te verlenen tot opname en verblijf in de zin van artikel 24 Wzd. Bij het verzoek is niet overgelegd een indicatiebesluit dat op grond van artikel 3.2.2 Wzd door het CIZ is vastgesteld, dan wel de verklaring, bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c Wzd. Volgens de advocaat van betrokkene dient het CIZ dan ook niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn verzoek. De rechtbank overweegt dat, zoals uiteengezet door de procureur-generaal van de Hoge Raad [1] , uit de memorie van toelichting [2] volgt dat het niet noodzakelijk is dat er twee documenten zijn, één met een verklaring waarin de diagnose is gesteld en één met het in artikel 26 lid 6 sub a voorgeschreven indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.2 Wzd of de verklaring bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c Wzd. Deze verklaringen kunnen in één document samengaan. Hieruit volgt dat het indicatiebesluit voornamelijk is bedoeld om de rechtbank te informeren over de diagnose van betrokkene. Indien er een indicatiebesluit is, dan moet dit overgelegd worden bij het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging, zodat de rechter aan de hand van de daarin vermelde diagnose kan bepalen of de zaak onder het regime van de Wzd valt. Een indicatiebesluit is echter in een Wzd-procedure, anders dan een medische verklaring, niet een noodzakelijk stuk indien deze er niet is, in die zin dat de diagnose van betrokkene ook uit een schriftelijke verklaring van een arts of uit een medische verklaring van een onafhankelijke ter zake kundige arts kan blijken. Het ontbreken van het indicatiebesluit leidt, anders dan de advocaat van betrokkene heeft aangevoerd, niet tot niet-ontvankelijkheid van het CIZ in zijn verzoek. Temeer nu de diagnose van betrokkene duidelijk uit de andere overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring, blijkt. Gelet hierop acht de rechtbank het CIZ ontvankelijk in zijn verzoek. Het verzoek zal hieronder inhoudelijk worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie type Alzheimer. Daarnaast is betrokkene volgens de medische verklaring, het verzoekschrift en de casemanager fors psychiatrisch belast. De Alzheimer is echter voorliggend, zijn gedragsproblematiek komt m.n. voor uit zijn dementie en zijn zorgbehoefte wordt bepaald door deze aandoening.
4.4.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening en stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
De rechtbank is onder andere gebleken dat het betrokkene niet meer lukt om zijn gedrag te reguleren. Ten gevolge hiervan is betrokkene onberekenbaar en verbaal en fysiek agressief, onder andere richting de echtgenote. Daarnaast neemt betrokkene zijn medicatie wisselend in en heeft hij een slechte voedselinname. Verder is er sprake van slechte zelfzorg en heeft betrokkene continu aansturing en ondersteuning nodig, onder meer bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Vooral in de nacht in betrokkene gedesoriënteerd in tijd en plaats. Hij veroorzaakt veel overlast in zijn omgeving en er is sprake van valgevaar. De echtgenote van betrokkene is ernstig overbelast.
4.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene heeft 24-uurs zorg, begeleiding en nabijheid nodig. Dit kan alleen in een wlz-accommodatie worden geboden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling duidelijk aangegeven dat hij niet wil worden opgenomen.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene heeft geen ziektebesef en -inzicht en weigert hulp van de echtgenote. Ook tegen iedere andere vorm van hulp in de thuissituatie verzet hij zich. Tevergeefs is geprobeerd dagbesteding in te zetten. Zelfs als betrokkene deze hulp wel zou accepteren, is dit gezien zijn problematiek en zorgbehoefte onvoldoende om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Ook medicatie heeft onvoldoende effect gehad.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor [betrokkene], geboren op [geboortedag] 1945 in [geboorteplaats];
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 oktober 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025 door mr. Gremmen, rechter, in aanwezigheid van mr. Van Noort, griffier en op schrift gesteld op 25 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.Parket bij de Hoge Raad 19 juli 2024 ECLI:NL:PHR:2024:775, r.o. 3.12 tot en met 3.18.
2.Kamerstukken