ECLI:NL:RBZWB:2025:314
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/3779, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 12 januari 2024, waardoor de termijn eindigde op 23 februari 2024. Belanghebbende heeft echter pas op 4 april 2024 beroep ingesteld, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.
Belanghebbende voerde aan dat de communicatie met de overheid problematisch was en dat e-mails soms in de spam inbox belanden. Ook verwees hij naar andere boetes waarvan de bezwaren gegrond waren verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat het verzuim verschoonbaar was. De verantwoordelijkheid voor het bijhouden van e-mailcorrespondentie ligt bij belanghebbende zelf, en de rechtbank vond dat de termijn van zes weken voldoende gelegenheid bood om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.