ECLI:NL:RBZWB:2025:3196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
24/8175
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 augustus 2024, waarbij de belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2022. De inspecteur had het bezwaar aangemerkt als beroepschrift en dit doorgezonden naar de rechtbank.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald. De rechtbank wijst erop dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht € 51,- bedraagt en dat dit tijdig betaald moet worden. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar de belanghebbende heeft dit niet gedaan.

Aangezien er geen verontschuldigbare reden is gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslag IB/PVV 2022. De inspecteur wordt opgedragen om het tweede bezwaarschrift van de belanghebbende als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag in behandeling te nemen. De rechtbank besluit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/8175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 augustus 2024. Belanghebbende heeft op 7 augustus 2024 bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2022 met aanslagnummer [BSN].H.26.01 (het tweede bezwaarschrift). Aangezien de inspecteur toen al uitspraak op een eerder bezwaar tegen die aanslag had gedaan, heeft de inspecteur het bezwaar aangemerkt als beroepschrift. Het beroepschrift is door de inspecteur doorgezonden aan de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur het tweede bezwaarschrift in behandeling moet nemen als een verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 7 december 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 21 januari 2025 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 31 januari 2025 om 12:50 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Tussenconclusie ontvankelijkheid beroep
7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft.
Tweede bezwaarschrift is ook een verzoek om ambtshalve vermindering
8. De inspecteur heeft het tweede bezwaarschrift (terecht) doorgestuurd aan de rechtbank als beroepschrift. Echter, vanwege de termijnoverschrijding van de beroepstermijn komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de juistheid van de aanslag IB/PVV 2022. De inspecteur had het bezwaarschrift daarom ook moeten aanmerken als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2022. Belanghebbende verzoekt in het tweede bezwaarschrift ook om vermindering. De rechtbank zal de inspecteur daarom opdragen om dit alsnog te beoordelen. Dit betekent dat de inspecteur zal beoordelen of het tweede bezwaarschrift aanleiding is om de aanslag IB/PVV 2022 ambtshalve te verminderen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslag IB/PVV 2022. De rechtbank draagt de inspecteur op om te beoordelen of aanleiding bestaat voor ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2022. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op om het tweede bezwaarschrift als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2022 in behandeling te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van D. Weijtens, griffier, op 23 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.