ECLI:NL:RBZWB:2025:3211
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in Breda, vastgesteld op € 1.153.000 per 1 januari 2023. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 999.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 9 april 2025, waarbij de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door twee taxateurs. De belanghebbende heeft zich afgemeld voor de zitting.
De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door gebruik te maken van een taxatiematrix en vergelijkingsmethode. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de waardebepaling voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.