ECLI:NL:RBZWB:2025:3220
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/12093 tot en met BRE 23/12096, waarbij de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst heeft beoordeeld. De beroepen betroffen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2015 tot en met 2017, alsook een voorlopige aanslag voor het jaar 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren van belanghebbende niet tijdig zijn ingediend, waardoor deze terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard door de inspecteur. De rechtbank heeft de bezwaren als kennelijk ongegrond beoordeeld en heeft uitspraak gedaan zonder zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft in haar motivering uiteengezet dat de termijnen voor het indienen van bezwaarschriften zijn overschreden en dat er geen verschoonbare redenen zijn voor deze termijnoverschrijding. Belanghebbende had de mogelijkheid om tijdig bezwaar te maken, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de communicatie van de Belastingdienst in de jaren 2015 tot en met 2021 mogelijk verwarrend was, maar dat dit niet rechtvaardigt dat belanghebbende zijn bezwaren zo laat indiende. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de beroepen ongegrond zijn. De uitspraken op bezwaar blijven derhalve in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.