ECLI:NL:RBZWB:2025:3222
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. Het beroep betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 13 mei 2024 was opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de heffingsambtenaar. De belanghebbende had op 29 januari 2024 bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar had dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet voldoende gemotiveerd zou zijn. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende wel degelijk gronden heeft aangevoerd in het bezwaarschrift, namelijk dat hij het niet eens is met de hoogte van de naheffingsaanslag. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de belanghebbende niet de gelegenheid heeft geboden om het verzuim te herstellen, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de heffingsambtenaar op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende en dient het griffierecht te worden vergoed.