ECLI:NL:RBZWB:2025:3315

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/9364 en BRE 23/9365
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 25 juli 2023 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 11.329 voor twee auto’s. De rechtbank heeft de beroepen op 15 april 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de inspecteur door twee inspecteurs. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag te hoog is en dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van twee jaar met elf maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000, waarvan € 636 voor rekening van de inspecteur en € 364 voor rekening van de Staat. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot € 10.361. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 3.108 aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/9364 en BRE 23/9365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 juli 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende ter zake van twee auto’s een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 11.329 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, mr. M.U. Sahin, verbonden aan Bothof Services B.V., en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag te hoog. Het beroep is daarom gegrond. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

Auto 1
3. Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Jaguar XE-2.0 R-Sport met [VIN-nummer 1] (auto 1) en een bedrag aan Bpm voldaan van € 1.961.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport van [taxateur] met datum 24 februari 2022 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 20.236, gebaseerd op een koerslijst van Xray. De taxateur heeft een schadebedrag van € 17.634 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 5.516 [1] .
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 11 maart 2022. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 21.901, eveneens gebaseerd op een koerslijst van Xray. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 6.533. Met dagtekening 18 mei 2022 is aan belanghebbende een kennisgeving naheffingsaanslag verzonden waarin is meegedeeld dat een bedrag van € 4.572 zal worden nageheven.
Auto 2
3.4.
Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Opel Insignia Sports Tourer-2.8 T OPC 4x4 met [VIN-nummer 2] (auto 2) en een bedrag aan Bpm voldaan van € 909.
3.5.
Bij de aangifte is een taxatierapport van [taxateur] met datum 4 maart 2022 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 17.041, gebaseerd op een waardebepaling van Eurotax. De taxateur heeft een schadebedrag van € 19.067 geconstateerd en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 1.609 [2] .
3.6.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door DRZ. De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 16 maart 2022. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 17.371, eveneens gebaseerd op een waardebepaling van Eurotax. De hertaxateur heeft schade geconstateerd van € 873 waarvan € 628 (72%) in mindering is gebracht op de handelsinkoopwaarde.
3.7.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 7.666. Met dagtekening 18 mei 2022 is aan belanghebbende een kennisgeving naheffingsaanslag verzonden waarin is meegedeeld dat een bedrag van € 6.757 zal worden nageheven.
3.8.
De inspecteur heeft met dagtekening 8 juli 2022 ter zake van auto 1 en auto 2 één naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 11.329.

Overwegingen

Historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat (auto 1 en 2)
4. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de historische nieuwprijs van auto 1 € 80.200 bedraagt en van auto 2 € 89.354. Tevens is niet meer in geschil dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van auto 1 € 21.901 bedraagt en van auto 2 € 17.371. De rechtbank ziet geen aanleiding deze standpunten niet te volgen en stelt de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van beide auto’s vast op de bedragen zoals hiervoor vermeld.
Ontbreken inkoopfactuur en kennelijk onjuiste aangifte (auto 2)
4.1.
De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu belanghebbende ten aanzien van auto 2 geen inkoopfactuur heeft overgelegd en het taxatierapport onregelmatigheden vertoont, het taxatierapport buiten beschouwing dient te blijven. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende kennelijk onjuiste aangifte gedaan.
4.2.
De rechtbank ziet in het ontbreken van de inkoopfactuur geen aanleiding om het taxatierapport in het geheel terzijde te schuiven. Wel kan het gevolgen hebben voor de bewijskracht die aan het taxatierapport toekomt. [3] Van een kennelijk onjuiste aangifte is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Waardevermindering wegens schade, schadeverleden en ontbreken Nederlandstalig boekenpakket (auto 1 en 2)
4.3.
De bewijslast ten aanzien van de schade en het schadeverleden rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft daartoe gewezen op de taxatierapporten die ten grondslag zijn gelegd aan de aangiften. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende daarmee niet aannemelijk gemaakt dat auto 1 ten tijde van het doen van aangifte (meer dan gebruiks)schade had en dat auto 2 meer schade had dan door DRZ in aanmerking is genomen. Met de taxatierapporten en de daarbij gevoegde foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over de aard en omvang van de gestelde schade. De door belanghebbende opgevoerde (en niet door DRZ geaccepteerde) schades zijn op de foto’s van DRZ niet te zien of op de foto’s van DRZ is niet meer te zien dan gebruiksschade. Dit geldt ook voor de schades waarvan belanghebbende facturen heeft overgelegd. De door belanghebbende opgevoerde schade aan de koppeling van auto 2 heeft DRZ niet geconstateerd. Wat betreft het standpunt van belanghebbende met betrekking tot het ontbreken van alarmklasse 3 bij auto 2 merkt de rechtbank op dat volstrekt onduidelijk is waarom de afwezigheid van een alarmklasse 3 als schadepost zou moeten kwalificeren. In de door belanghebbende ingebrachte koerslijstomschrijving wordt alleen alarmfase 1 als standaardoptie vermeld. Dat die ontbreekt of schade heeft wordt niet door belanghebbende gesteld, laat staan onderbouwd. Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank daarom terecht voor auto 1 geen waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen en voor auto 2 terecht een bedrag van € 628. Dat, zoals belanghebbende stelt, binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schades zich voordoen bij de auto, kan niet tot een ander oordeel leiden. De inspecteur is niet gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld.
4.4.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding om een waardevermindering wegens een schadeverleden in aanmerking te nemen. In zowel de koerslijst van Xray (auto 1) als die van Eurotax (auto 2) wordt voor een daarin opgenomen motorrijtuig niet als variabele rekening gehouden met een waardevermindering wegens in het verleden opgelopen en herstelde schade van grotere omvang dan normale gebruiksschade (het schadeverleden). Er moet daarom van worden uitgegaan dat dit gegeven bij de waardebepaling volgens deze koerslijsten niet relevant is. [4] Het staat belanghebbende niet vrij om, los van de gekozen koerslijst, een vermindering wegens schadeverleden in aanmerking te nemen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat belanghebbende op geen enkele wijze het schadeverleden van de auto ’s en de invloed daarvan op de waarde heeft aangetoond.
4.5.
Wat betreft het Nederlandstalig boekenpakket is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken daarvan een nadelig effect heeft op de handelsinkoopwaarde. De rechtbank acht het van algemene bekendheid dat handleidingen van auto’s tegenwoordig online en in verschillende talen te vinden zijn. [5] Verder is naar het oordeel van de rechtbank alleen het originele onderhoudsboekje van betekenis en belanghebbende heeft niet gesteld dat dit boekje ontbreekt.
Hoogte naheffingsaanslag
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat de beroepen gegrond zijn en dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 10.361:
Auto 1
Auto 2
Historische nieuwprijs
Af: Handelsinkoopwaarde
Afschrijving
Afschrijvingspercentage (A)
Forfaitaire tabel (B)
Bruto historische Bpm
Af: Afschrijving (A x bruto historische Bpm)
Af: Afschrijving (B x bruto historische Bpm)
Verschuldigde Bpm
Af: Voldaan op aangifte
Naheffing
€ 80.200
€ 21.901
€ 58.299
72,69%
€ 20.379
€ 14.814
€ 5.565
€ 1.961
€ 3.604
€ 89.354
€ 16.742
€ 72.612
82,99%
€ 45.089
€ 37.423
€ 7.666
€ 909
€ 6.757
Immateriëleschadevergoeding
4.7.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 15 juli 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 27 mei 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond elf maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 1.000. Omdat de bezwaarfase afgerond zeven maanden te lang heeft geduurd komt € 636 (7/11e deel) voor rekening van de inspecteur en € 364 (de rest) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een proceskostenvergoeding. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
5.1.
De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647 [6] en in beroep een waarde van € 907. De gemachtigde heeft namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend, een hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De proceskostenvergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 10.361;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 636;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 364;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 27 mei 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 20.236– aftrek schade 72% x € 17.634 – aftrek schadeverleden € 2.024.
2.Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 17.041 – aftrek schade 72% x € 19.067 – aftrek schadeverleden € 1.704.
3.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1520.
4.HR 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331, r.o. 2.3.3. en HR 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, r.o. 3.3.2.
5.Gerechtshof Den Haag 8 mei 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:815.
6.HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.