ECLI:NL:RBZWB:2025:3315
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 25 juli 2023 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 11.329 voor twee auto’s. De rechtbank heeft de beroepen op 15 april 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de inspecteur door twee inspecteurs. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag te hoog is en dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van twee jaar met elf maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000, waarvan € 636 voor rekening van de inspecteur en € 364 voor rekening van de Staat. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot € 10.361. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 3.108 aan belanghebbende.