In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 mei 2025, wordt de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen aan eiseres, die lijdt aan myotone dystrofie type 1, beoordeeld. Eiseres, geboren op 24 maart 2001, had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die op 10 juli 2019 was afgewezen omdat zij over arbeidsvermogen beschikte. Na een nieuwe aanvraag op 10 maart 2022, die door het UWV op 13 juli 2022 werd afgewezen, heeft eiseres bezwaar gemaakt. Het UWV bleef bij zijn standpunt dat er ondanks toegenomen beperkingen geen sprake was van het ontbreken van arbeidsvermogen.
De rechtbank heeft de zaak op 28 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar bewindvoerder aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank oordeelt dat het UWV het verzoek van eiseres om terug te komen op het eerdere besluit van 10 juli 2019 terecht heeft afgewezen, maar constateert ook dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek lijdt. De rechtbank stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de toegenomen beperkingen van eiseres, die voortkomen uit haar progressieve aandoening. De rechtbank biedt het UWV de mogelijkheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen een termijn van zes weken.
De rechtbank concludeert dat het UWV de aanvraag van eiseres in de bezwaarfase terecht heeft aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit, maar dat de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van eiseres niet volledig is geweest. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de mogelijkheid van vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet is behandeld.