ECLI:NL:RBZWB:2025:3327

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/1916
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van eiseres met myotone dystrofie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 mei 2025, wordt de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen aan eiseres, die lijdt aan myotone dystrofie type 1, beoordeeld. Eiseres, geboren op 24 maart 2001, had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die op 10 juli 2019 was afgewezen omdat zij over arbeidsvermogen beschikte. Na een nieuwe aanvraag op 10 maart 2022, die door het UWV op 13 juli 2022 werd afgewezen, heeft eiseres bezwaar gemaakt. Het UWV bleef bij zijn standpunt dat er ondanks toegenomen beperkingen geen sprake was van het ontbreken van arbeidsvermogen.

De rechtbank heeft de zaak op 28 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar bewindvoerder aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank oordeelt dat het UWV het verzoek van eiseres om terug te komen op het eerdere besluit van 10 juli 2019 terecht heeft afgewezen, maar constateert ook dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek lijdt. De rechtbank stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de toegenomen beperkingen van eiseres, die voortkomen uit haar progressieve aandoening. De rechtbank biedt het UWV de mogelijkheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen een termijn van zes weken.

De rechtbank concludeert dat het UWV de aanvraag van eiseres in de bezwaarfase terecht heeft aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit, maar dat de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van eiseres niet volledig is geweest. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de mogelijkheid van vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet is behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1916 Wajong T

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[de bewindvoerder] , in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[eiseres](eiseres), uit [plaats] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven).

Inleiding

1. Het UWV heeft met een besluit van 10 juli 2019 geweigerd om aan eiseres een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Deze uitspraak gaat over de weigering van het UWV om, na een nieuwe aanvraag van eiseres, terug te komen op dat besluit.
1.1.
Het UWV heeft het verzoek van eiseres met het besluit van 13 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van het verzoek gebleven. Daarbij oordeelt het UWV dat ondanks toegenomen beperkingen geen sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [de bewindvoerder] (bewindvoerder en vader van eiseres), vergezeld van [naam 1] (begeleidster van [hulpverlening] ), en mr. T.P.A.W. Hanenberg namens het UWV.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres, geboren op 24 maart 2001, heeft in 2019 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering. Met het besluit van 10 juli 2019 is de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij over arbeidsvermogen beschikt. Eiseres heeft tegen dat besluit geen bezwaar gemaakt.
2.1.
Op 10 maart 2022 heeft eiseres opnieuw een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.
2.2.
Een verzekeringsarts van het UWV heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op een spreekuur. De verzekeringsarts concludeert dat uit de medische stukken geen nieuwe feiten en omstandigheden blijken die een andere kijk geven op de eerdere medische beoordeling in 2019. Eiseres heeft een lichte verstandelijke beperking en de klassieke vorm van myotone dystrofie type 1. Als gevolg hiervan heeft zij beperkingen op fysiek, mentaal en sociaal gebied. Vanwege energetische beperkingen en een inmiddels verhoogde recuperatiebehoefte kan eiseres niet meer dan 4 uur per dag en 20 uur per week besteden aan taakuitvoering. Volgens de verzekeringsarts is de belastbaarheid van eiseres in 2022 in het kader van de Wajong echter niet gewijzigd ten opzichte van haar belastbaarheid in 2019. Zij is 4 uur per dag belastbaar en kan 1 uur aaneengesloten een taak uitvoeren.
Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens gerapporteerd dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden en dat zij met haar beperkingen in staat is een taak te verrichten.
2.3.
Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 13 juli 2022 afgewezen, omdat eiseres over arbeidsvermogen beschikt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.4.
Vervolgens heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) onderzoek gedaan en eiseres gezien op het spreekuur. Ook volgens de verzekeringsarts b&b is geen sprake van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven de beoordeling in 2019 te herzien. De myotone dystrofie type 1 is echter een progressieve aandoening. Eiseres ervaart inmiddels meer mentale druk, pijn, vermoeidheidsklachten en recuperatiebehoefte. Ondanks de daaruit volgende toegenomen beperkingen, acht de verzekeringsarts b&b eiseres in staat een passende taak te kunnen verrichten gedurende 1 uur aaneengesloten en 4 uur verdeeld over de dag.
Een arbeidsdeskundige b&b heeft gerapporteerd dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt en dat zij de taak ‘inpakken’ kan uitvoeren.
2.5.
Met het bestreden besluit van 1 februari 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Standpunt eiseres

3. Eiseres stelt dat zij vanwege haar kwetsbaarheid en toegenomen beperkingen blijvend geen arbeidsvermogen heeft. Door haar spierziekte is zij niet in staat om vier uur per dag dozen in te pakken, met elk uur 10 minuten pauze. Daarnaast heeft zij slikproblemen en hyperventilatieaanvallen. De revalidatiearts heeft ten onrechte benoemd dat eiseres vier dagen per week werkt als klasse-assistente op een school. Het is namelijk geen werk maar dagbesteding. Volgens eiseres beschikt zij ook niet over werknemersvaardigheden, omdat zich problemen voordoen op het gebied van aanwezigheid, taakuitvoering, eerlijkheid en nakomen van afspraken. Door dit alles kan zij de betaalde functie ‘inpakken’ niet uitvoeren. Eiseres wijst ter onderbouwing van haar standpunt op een (medische) rapportage en een overzicht arbeidsvaardigheden van de dagbesteding van [hulpverlening] en een verklaring van directrice Peters van de Bloemaertschool.

Beoordeling door de rechtbank

Wat beoordeelt de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd om terug te komen op het besluit van 10 juli 2019. Ook wordt beoordeeld of het UWV terecht heeft geoordeeld dat er ondanks toegenomen beperkingen geen recht is op een Wajong-uitkering.
De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het geschil
6. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering ‘naar zijn strekking’ worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd:
  • dat wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht; Awb) met ingang van de datum waarop dat besluit zag,
  • dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of
  • dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak).
6.1.
Het UWV heeft de aanvraag van eiseres bij de herbeoordeling in de bezwaarfase, naar het oordeel van de rechtbank terecht, aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 10 juli 2019, als een beroep op toegenomen beperkingen en als een verzoek om duuraanspraak.
Terugkomen van het eerdere besluit
7. Het UWV heeft op het verzoek van eiseres om terug te komen van het besluit van 10 juli 2019 beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden zal worden getoetst of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven het besluit van 10 juli 2019 te herzien. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [2]
7.1.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Nieuwe stukken ter onderbouwing van de ingenomen stellingen kunnen uiterlijk in de bezwaarfase worden ingebracht. [3]
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres (medische) stukken heeft overgelegd bij haar herhaalde aanvraag en tijdens de bezwaarfase. Deze stukken bevatten echter geen nieuwe feiten of omstandigheden die zien op de medische situatie van eiseres in 2019. Bij de beoordeling in 2019 was al bekend dat eiseres onder behandeling was in het Radboud ziekenhuis. Het overgelegde overzicht van afspraken bij dit ziekenhuis bevat geen medische gegevens en is daarom niet als nieuw feit aan te merken. Ook verder zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht. De rechtbank concludeert dat het UWV het verzoek van eiseres om terug te komen van het besluit van 10 juli 2019 terecht met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb heeft afgewezen.
Amberbeoordeling
8. Van een Ambersituatie is sprake als een betrokkene in de vijf jaar na haar 18e verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen heeft én dat ontbreken van arbeidsvermogen voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak als waardoor zij op haar 18e verjaardag al beperkingen had. In het geval van eiseres zou het gaan om de periode van 24 maart 2019 tot uiterlijk 24 maart 2024. Eiseres heeft echter haar aanvraag ingediend op 10 maart 2022 (datum in geding), waardoor de in deze zaak te beoordelen periode loopt van 24 maart 2019 tot en met 10 maart 2022.
8.1.
Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft. Het UWV moet daarom beoordelen of eiseres op 10 maart 2022 voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- zij kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- zij beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- zij kan niet een uur aangesloten werken
- zij is niet tenminste vier uur per dag belastbaar (dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen).
Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.
Is het UWV uitgegaan van de juiste informatie over de klasse-assistente?
8.2.
De rechtbank stelt vast dat [revalidatiearts] in de brief van 19 januari 2022 heeft vermeld dat eiseres 4 dagen per week als klasse-assistente op een school werkt. De verzekeringsarts b&b heeft dit in de rapportage van 23 december 2022 overgenomen, maar uit de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige blijkt dat zij ervan op de hoogte waren dat geen sprake was van betaald werk, maar van dagbesteding. Zij zijn bij hun beoordeling ook hiervan uitgegaan.
Kan eiseres 1 uur aaneengesloten werken?
8.3.
De rechtbank volgt de verzekeringsarts b&b in het standpunt dat eiseres een uur aaneengesloten kan werken. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat zij hiertoe op medische gronden niet in staat is. Dit geldt te meer nu in de bij het beroepschrift overgelegde rapportage van [hulpverlening] bij een beschrijving van de dagbesteding met datum 13 april 2022 het volgende is weergegeven:
“Zo ondersteund [naam 2] steeds 1 uur achter elkaar (…)”.
Is eiseres 4 uur per dag belastbaar?
8.4.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat eiseres in het verleden (voor de corona-epidemie) als dagbesteding 4 dagen per week 6 uur per dag belastbaar was als ondersteunend klasse-assistente op een basisschool of bij een kinderdagverblijf. Daarnaast was zij 2 uur per week op zaterdag werkzaam als keukenhulp in de horeca. De verzekeringsarts b&b schrijft in de anamnese dat eiseres 4 dagen per week in de ochtend naar dagbesteding gaat en 1 dag in de week naar school. Hieruit zou in beginsel kunnen worden afgeleid dat eiseres 4 uur per dag en 20 uur per week belastbaar is.
8.4.1.
Uit het verhaal van haar vader en haar begeleidster van [hulpverlening] ter zitting komt duidelijk naar voren dat eiseres sinds 2019 als gevolg van de myotone dystrofie een toename van klachten ervaart (waaronder pijn, benauwdheid, slikproblemen en vermoeidheid) en dat zij steeds meer beperkingen heeft. Door deze toegenomen beperkingen heeft zij haar werk als keukenhulp op de zaterdagen moeten opgeven en zijn het aantal uren dat zij feitelijk werkzaamheden heeft verricht bij de dagbesteding bij Damast teruggebracht naar drie dagdelen per week. Naar het oordeel van de rechtbank kan een toename van de beperkingen zeer wel passen bij de progressieve aandoening die myotone dystrofie is en vindt dit ook steun in de stukken. Zo blijkt daaruit dat eiseres per maart 2022, en dus ten tijde van de datum in geding (10 maart 2022), feitelijk geen 4 uur per dag werkzaam was bij de dagbesteding. In de bij het beroepschrift overgelegde rapportage van [hulpverlening] is bij de datum 13 april 2022 een beschrijving gegeven van haar feitelijke werkzaamheden. Hieruit blijkt dat eiseres weliswaar 3 uur en 45 minuten aanwezig is op de dagbesteding, maar effectief veel minder uren belastbaar is, omdat zij op vaste tijden haar herstelmomenten moet pakken en indien nodig meer.
8.4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b het voorgaande niet of onvoldoende heeft betrokken bij zijn oordeel. Ook in de beroepsfase is door het UWV niet inhoudelijk gereageerd op de door eiseres ingebrachte onderbouwing van haar standpunt dat zij niet 4 uur per dag, 5 dagen per week, belastbaar is. In zoverre lijdt het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek.
8.4.3.
De rechtbank acht het zeker niet onaannemelijk dat als het dagverhaal van eiseres en haar feitelijke werkzaamheden rond de datum in geding worden meegenomen bij de beoordeling, dit tot een ander oordeel over de (duur)belastbaarheid zou kunnen leiden. De verzekeringsarts b&b zal daarom aanvullend moeten rapporteren.
Beschikt eiseres over basale werknemersvaardigheden?
8.5.
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht vastgesteld dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden. Uit het overzicht arbeidsvaardigheden en haar werkzaamheden bij de dagbesteding blijkt namelijk dat zij in staat is, met begeleiding, afspraken na te komen, instructies te begrijpen en eenvoudige taken uit te voeren. Dat zij zich niet altijd afmeldt, het ontvangen van feedback lastig vindt en begeleiding nodig heeft, is onvoldoende reden om aan te nemen dat zij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden.
Kan eiseres een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie?
8.6.
Ook heeft de arbeidsdeskundige b&b terecht vastgesteld dat eiseres de taak ‘inpakken’ kan verrichten. Bij deze taak gaat het er niet om dat eiseres een volledige functie moet kunnen vervullen. Uit de taakomschrijving blijkt dat het gaat om het uitvoeren van een eenvoudige en lichte taak, in dit geval het inpakken van kruidenboter en haarverzorgingsproducten. Naar het oordeel van de rechtbank is de taakomschrijving passend bij de mogelijkheden van eiseres, zo nodig met begeleiding. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b.

Conclusie en gevolgen

9. Uit wat de rechtbank onder de punten 8.4 tot en met 8.4.3 heeft overwogen, volgt dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek lijdt. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
9.1.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om het gebrek alsnog te herstellen.
9.2.
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op 6 weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres vervolgens in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
9.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent ook dat zij over een (eventuele) vergoeding van het griffierecht, de proceskosten en schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen
binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat
in overweging 8.4 tot en met 8.4.3. van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek
te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de
rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 28 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.
Bijlage wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wajong
Artikel 1a:1, eerste lid
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, achtste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit
Artikel 1a, eerste lid
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Artikel 1a, tweede lid
Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.