ECLI:NL:RBZWB:2025:3519

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
BRE 23/3473 en 23/3474
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren inzake aanslagen zuiveringsheffing en boete

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025, beslist de rechtbank over de beroepen van de belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 juni 2023. De beroepen hebben betrekking op de aanslagen zuiveringsheffing voor de jaren 2018 en 2019 en een opgelegde boete voor het jaar 2019. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van de belanghebbende niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat deze niet tijdig zijn ingediend. De rechtbank komt tot de conclusie dat de bezwaren te laat zijn ingediend en dat het te laat indienen niet verontschuldigbaar is. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de beroepen kennelijk ongegrond zijn. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn is overschreden. De belanghebbende heeft geen geldige redenen aangevoerd die het te laat indienen van het bezwaarschrift kunnen verontschuldigen. De rechtbank benadrukt dat het aan de belanghebbende is om de aanslagbiljetten te bewaren en tijdig hulp in te schakelen indien nodig. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en laat de bestreden besluiten in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3473 en 23/3474

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: ir. [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 juni 2023. De beroepen zien op de aanslagen zuiveringsheffing bedrijfsruimten voor de jaren 2018 en 2019 voor het object [adres] en de bij beschikking opgelegde boete voor het jaar 2019.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk ongegrond zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaren niet tijdig waren ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bezwaren te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom zijn de beroepen kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen.
2.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
3. Vast staat dat de dagtekening van de aanslagen 28 februari 2018 en 31 mei 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. Het bezwaarschrift is ingediend op 3 maart 2023. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was toen ruimschoots verstreken.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
4. Belanghebbende heeft aangegeven dat de complexiteit van de zaken en het niet terug kunnen vinden van het aanslagbiljet over het jaar 2019 redenen zijn waarom de bezwaren te laat zijn ingediend.
4.1.
De door belanghebbende genoemde redenen zijn geen verontschuldiging voor dit verzuim. Er is geen sprake van niet aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheden die tot gevolg hadden dat het beroepschrift na de termijn is ingediend. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Het is aan belanghebbende om de aanslagbiljetten te bewaren of tijdig op te vragen bij de heffingsambtenaar. Ook is het aan belanghebbende om, indien nodig, tijdig hulp in te schakelen als zaken voor haar complex zijn. In dit geval heeft het te lang geduurd, de termijnoverschrijding is meerdere jaren. Met wat belanghebbende heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat belanghebbende in de onmogelijkheid verkeerde om eerder een bezwaarschrift in te dienen.

Conclusie en gevolgen

5. De bezwaren zijn daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 6 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.