ECLI:NL:RBZWB:2025:3520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
25/1126
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025, in de zaak met nummer BRE 25/1126, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaarschrift van 5 november 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de staatssecretaris op 4 maart 2025 alsnog een beslissing op het bezwaarschrift had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de staatssecretaris tegemoetgekomen aan verzoeker door een besluit te nemen op het bezwaarschrift. Echter, de rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris wel verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor wenden tot de staatssecretaris. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats] , verzoeker
en

de Staatssecretaris van Financiën, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het uitblijven van een besluit van de staatssecretaris op zijn bezwaarschrift van 5 november 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de staatssecretaris op 4 maart 2025 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen.
1.1.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de staatssecretaris aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de staatssecretaris geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 20 februari 2025 heeft verzoeker beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift. De staatssecretaris heeft op 4 maart 2025 alsnog een besluit op het bezwaarschrift genomen. Hiermee is de staatssecretaris tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Moet de staatssecretaris de proceskosten van verzoeker vergoeden?
5. De staatssecretaris is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de staatssecretaris wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 6 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.