ECLI:NL:RBZWB:2025:3521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
BRE 23/11994
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/11994, waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door mr.drs. J.C. Scherff, beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 6 november 2023. Het beroep betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg heeft medegedeeld dat de naheffingsaanslag is vernietigd. Aangezien het beroep kennelijk gegrond is, heeft de rechtbank zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 1.554,- bedragen. Dit bedrag is berekend op basis van de ingediende bezwaarschrift en beroepschrift, met een wegingsfactor van 1. De rechtbank heeft ook bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11994

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr.drs. J.C. Scherff),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg , de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar 6 november 2023. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer].
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1.2.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende en de rechtbank bericht dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] is vernietigd. De gronden van belanghebbende behoeven daarom geen behandeling meer. Omdat de rechtbank niet beschikt over het bericht waarbij de naheffingsaanslag daadwerkelijk is vernietigd, zal zij hier zekerheidshalve zelf toe overgaan.
1.3.
Voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. De heffingsambtenaar moet het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft ook recht op een proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
1.4.
De rechtbank kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. [2] De hoogte van de vergoeding is geregeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank zal de heffingsambtenaar voor de kosten van zowel de bezwaar- als de beroepsfase veroordelen. Uit de stukken volgt niet dat de naheffingsaanslag is herroepen wegens andere redenen dan een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid.
1.5.
De vergoeding bedraagt € 1.554,-., omdat de gemachtigde van belanghebbende een bezwaarschrift (1 punt met een waarde van € 647,-) en een beroepschrift (1 punt met een waarde van € 907,-) heeft ingediend. De rechtbank is van oordeel dat een wegingsfactor 1 moet worden gehanteerd omdat de zaak, gelet op aangevoerde gronden, gemiddeld van gewicht is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.554,- aan proceskosten aan belanghebbende;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 6 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat in artikel 8:75 van de Awb.