ECLI:NL:RBZWB:2025:3522

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
BRE 23/11094
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting, maar dit beroepschrift was te laat ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het beroepschrift pas op 25 april 2023 door de Belastingdienst was ontvangen, terwijl de termijn voor indienen op 27 maart 2020 was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de door de belanghebbende aangevoerde redenen, waaronder persoonlijke omstandigheden en vermeende tegenwerking door de Belastingdienst. De rechtbank benadrukte dat de termijnoverschrijding aanzienlijk was en dat er geen bewijs was dat de Belastingdienst het indienen van het beroep had bemoeilijkt. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke behandeling van de zaak en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank merkte ook op dat andere aanslagen of aangiften niet in deze procedure konden worden betrokken, en dat de belanghebbende daartegen apart bezwaar of beroep moest instellen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11094

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Belanghebbende heeft met dagtekening 14 april 2023 een brief gestuurd, ontvangen bij de Belastingdienst op 25 april 2023, over (onder meer) de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015 met [aanslagnummer] . De brief is aangemerkt als reactie op de uitspraak op bezwaar over die naheffingsaanslag van 14 februari 2020. De inspecteur heeft de brief aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 14 februari 2020 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 27 maart 2020.
4.1.
Het beroepschrift (de brief van 14 april 2023) is op 25 april 2023 door de belastingdienst ontvangen. De inspecteur heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 23 november 2023 ontvangen. Uitgaande van de eerste datum, de dag waarop de belastingdienst het beroepschrift heeft ontvangen, is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende redenen gegeven. Belanghebbende heeft in de brief, ontvangen bij de rechtbank op 14 april 2024, aangegeven dat de reden is dat hij de tweede keer bezwaar heeft gemaakt (dat is aangemerkt als beroep), omdat de naheffingsaanslag buitensporig hoog is en geen weergave van de werkelijkheid. Verder heeft hij aangegeven dat de Belastingdienst structureel de voortgang heeft tegengewerkt. Op aangeven van de Belastingdienst heeft hij beroep ingesteld. Tot slot heeft belanghebbende feiten en omstandigheden weergegeven die zien op de aanloop naar de naheffingsaanslag. In de periode van 2011 tot 2015 sprake was van schuldenproblematiek. In die periode was er, mede door de beëindiging van zijn huwelijk in 2014, sprake van serieuze overbelasting en was de administratie niet op orde.
5.1.
De rechtbank is niet gebleken dat de geschetste omstandigheden ertoe hebben geleid dat de beroepen na het verstrijken van de termijn zijn ingediend als gevolg van een niet aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheid. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. De termijnoverschrijding is aanzienlijk, ruim drie jaar. Nergens blijkt uit dat handelen van de Belastingdienst het onmogelijk heeft gemaakt om eerder beroep in te stellen. Ook leidt de hoogte of juistheid van de naheffingsaanslag ook niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De door belanghebbende overige genoemde omstandigheden dateren van vóór de uitspraak op bezwaar. De rechtbank komt niet toe aan de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De rechtbank komt niet toe aan de behandeling van andere aanslagen of aangiften
6. In de brief, ontvangen bij de rechtbank op 25 december 2024 geeft belanghebbende aan dat het beroepschrift ziet op een groter aantal aangiftes. De inspecteur heeft bij de behandeling van de aangifte in strijd gehandeld met eerdere afspraken, aldus belanghebbende. De rechtbank merkt op dat het beroep alleen ziet op de naheffingsaanslag omzetbelasting met [aanslagnummer] . De beoordeling is daarom daartoe beperkt. Het is niet mogelijk om geschillen over andere aanslagen in dit beroep te betrekken. Als belanghebbende het niet eens is met andere aanslagen dan moet hij daartegen bezwaar of beroep instellen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 6 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.