ECLI:NL:RBZWB:2025:3523
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de belastingrechter in geschil over verrekening van belastingaanslagen
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger had op 14 december 2022 een mededeling verzonden aan de belanghebbende over de verrekening van een vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2016 met openstaande bedragen op andere aanslagen. De belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 22 december 2023 beroep ingesteld, dat op 28 december 2023 door de rechtbank is ontvangen.
De rechtbank heeft zich echter kennelijk onbevoegd verklaard om het beroep te behandelen. Dit is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft overwogen dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet, en dat de beslissing tot verrekening van bedragen niet onder de uitzonderingen valt die in de regelgeving zijn gemaakt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen bezwaar of beroep mogelijk is tegen de ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2016, en dat de belanghebbende het beroep heeft ingetrokken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep, en heeft zij geen inhoudelijke beoordeling van de verrekening kunnen maken. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is om griffierecht terug te betalen, aangezien de belanghebbende geen griffierecht heeft betaald. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.