ECLI:NL:RBZWB:2025:3538
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenveroordeling tegen de staatssecretaris van Financiën beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Dit beroep werd ingetrokken nadat de staatssecretaris op 12 maart 2025 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er geen andere proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af als kennelijk ongegrond. Wel wijst de rechtbank erop dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden, waarvoor verzoeker zich tot de staatssecretaris moet wenden.