ECLI:NL:RBZWB:2025:3542
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen de staatssecretaris van Financiën
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2025, in de zaak met nummer BRE 25/996, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris van Financiën in de proceskosten. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 19 december 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de staatssecretaris op 12 maart 2025 alsnog een besluit had genomen op het Woo-verzoek van verzoeker.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat, hoewel de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door een besluit te nemen, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er verder geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens de relevante wetgeving.
De rechtbank wijst er wel op dat de staatssecretaris verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor wenden tot de staatssecretaris. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.