ECLI:NL:RBZWB:2025:3629

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
24/3893
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de naheffingsaanslag accijns opgelegd aan een B.V. door de Belastingdienst

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van de B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 februari 2024, waarbij een naheffingsaanslag accijns is opgelegd over de periode van 23 september 2019 tot en met 4 november 2022. De inspecteur had de naheffingsaanslag, belastingrentebeschikking en verzuimboete gehandhaafd, maar de rechtbank oordeelt dat de B.V. aan haar bewijslast heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat de door de B.V. ingekochte ethanol, die gedenatureerd is, is gebruikt voor de vervaardiging van kunstharsen die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd. Hierdoor is de accijns op de ethanol vrijgesteld. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de verzuimboete, en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten aan de B.V. moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/3893

Uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd in [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. N.P.J. Ooyevaar),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 februari 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak van 23 september 2019 tot en met 4 november 2022 een naheffingsaanslag accijns opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de verzuimboete gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of voor de toepassing van de vrijstelling van accijns belanghebbende aannemelijk moet maken dat het accijnsgoed is verwerkt (aangewend) in (voor) een product dat niet voor menselijke consumptie is bestemd en, zo ja, of belanghebbende dat inderdaad aannemelijk maakt.
3. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende aan haar bewijslast heeft voldaan en vernietigt de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de verzuimboete. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van kunstharsen. Voor het testen van kunstharsen op haar laboratoria in [plaats 2] en [plaats 1] en – in het verleden – het schoonmaken van reactoren, koopt belanghebbende ethanol vermengd met 5% methanol in.
4.1.
Ethanol is een accijnsgoed. Belanghebbende koopt de ethanol bij diverse leveranciers in Nederland. De leveranciers hebben een accijnsgoederenplaats(AGP)-vergunning voor de ethanol.
4.2.
De door belanghebbende gekochte ethanol is gedenatureerd in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b, van Richtlijn 92/83/EEG [1] . De vermenging van de ethanol met 5% methanol voldoet aan de denaturering zoals opgenomen in de Nederlandse accijns regelgeving [2] . Bij de uitslag van de ethanol uit de AGP-locatie van de leveranciers is gebruik gemaakt van deze vrijstelling en is door de leverancier geen accijns afgedragen over de ethanol.
4.3.
Belanghebbende koopt de ethanol aan in drums. Deze worden opgeslagen in het magazijn en vervolgens door personeel van belanghebbende afgetapt in kruiken van 5 liter en gedistribueerd naar de laboratoria van belanghebbende. Het laboratoriumpersoneel gebruikt het product voor de doeleinden van het desbetreffende laboratorium.
4.4.
In 2023 heeft de douane een controle uitgevoerd bij belanghebbende. Het controlerapport van 4 juli 2023 behoort tot de gedingstukken. Geconstateerd is dat in de jaren 2019 tot en met 2022 sprake was van voorraadverschillen. De administratieve voorraad van de vermengde ethanol was hoger dan de fysieke voorraad ethanol. Belanghebbende heeft om die reden de administratieve voorraad afgeboekt. Het gaat om 818 liter (2019), 561 liter (2020), 111 liter (2021) en 136 liter (2022).
4.5.
De inspecteur heeft over het voorraadverschil de naheffingsaanslag accijns opgelegd.

Motivering

4.6.
De door belanghebbende gekochte ethanol is gedenatureerd in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b, van Richtlijn 92/83/EEG. Deze vrijstelling is afhankelijk van de vervulling van de volgende cumulatieve voorwaarden:
- de alcohol is gedenatureerd overeenkomstig de voorschriften van een lidstaat;
- de (gedeeltelijk gedenatureerde) alcohol is aangewend voor de vervaardiging van een product;
- het aldus vervaardigde product is niet bestemd voor menselijke consumptie. [3]
4.7.
Niet in geschil is dat de door belanghebbende ingekochte ethanol is gedenatureerd overeenkomstig de nationale voorschriften.
4.8.
Volgens de inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de ethanol die is afgeboekt als voorraadverschil is gebruikt in de laboratoria en dus ook niet dat het is verwerkt (aangewend) in (voor) een product dat niet voor menselijke consumptie is bestemd in de zin van artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 92/83/EEG. Voor die hoeveelheden is de vrijstelling naar zijn mening niet van toepassing en heeft belanghebbende buiten een schorsingsregeling een accijnsgoed voorhanden gehad waarover geen accijns is geheven.
4.9.
Belanghebbende heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de ethanol in het bedrijf wordt gebruikt voor het testen van de door haar gefabriceerde kunstharsen en om reactoren schoon te spoelen. Belanghebbende heeft verder gesteld dat zij niet de mogelijkheid heeft om de ethanol en methanol te scheiden en dat er dus binnen de onderneming geen ander gebruik kan zijn geweest dan voor een product dat niet bestemd is voor menselijke consumptie. Daarnaast heeft belanghebbende ook onweersproken gesteld dat er meerdere veiligheidsmaatregelen zijn getroffen waardoor het niet mogelijk is voor het personeel om ongezien ethanol mee te nemen van het terrein van de onderneming. Zo moet het personeel langs de beveiliging om in en uit het pand te komen, zijn er tourniquets en zijn er slagbomen op het parkeerterrein. Het voorraadverschil is volgens belanghebbende ontstaan omdat toentertijd de overbrenging van de kruiken van het magazijn naar de laboratoria niet altijd goed werd geregistreerd. Gelet op deze toelichting, de aard van het bedrijf van belanghebbende en de bijbehorende veiligheidseisen acht de rechtbank aannemelijk dat de door belanghebbende ingekochte ethanol het bedrijf niet heeft verlaten en overeenkomstig artikel 27, eerste lid, onder b, van Richtlijn 92/83/EEG is gebruikt bij de vervaardiging van kunstharsen, die niet voor menselijke consumptie geschikt zijn. Hieruit volgt dat de ethanol is vrijgesteld van accijns. Gelet hierop hoeft de stelling van belanghebbende dat het gebruik niet aannemelijk hoeft te worden gemaakt gelet op de aard van het product, geen behandeling meer.
4.10.
Nu het gelijk aan belanghebbende is, is tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslag moeten worden vernietigd. Omdat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd, zal de rechtbank ook de belastingrentebeschikking en de verzuimboete vernietigen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de verzuimboete.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814. Voor een vergoeding van eventuele kosten van de bezwaarfase bestaat geen aanleiding, alleen al omdat daar niet om is verzocht in bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag accijns, de belastingrentebeschikking en de boetebeschikking;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 371 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2025 door mr. J.A. den Braber-Riemens, voorzitter, mr. drs. J.H. Bogert en mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, leden, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [4]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken.
2.Artikel 25, onderdeel b, en bijlage A.2 van de Uitvoeringsregeling accijns.
3.Zie ook Conclusie A-G HvJ 28 november 2018, ECLI:EU:C:2018:960, rechtsoverweging 47.
4.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.