ECLI:NL:RBZWB:2025:3714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
BRE 22/5138 en 22/5139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van belastingaanslagen voor de jaren 2009 en 2010

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025, wordt het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 29 maart 2024 behandeld. In die eerdere uitspraak werden de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding met betrekking tot aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 en 2010. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd op de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst, die op 13 juli 2022 was gedaan. De termijn voor het indienen van een beroepschrift was zes weken, en de belanghebbende heeft pas op 25 augustus 2022 gereageerd, wat te laat was. De rechtbank stelt vast dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat de eerdere uitspraak op goede gronden is gedaan. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslagen, omdat de niet-ontvankelijkheid van het beroep voorop staat. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/5138 en 22/5139

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2025 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 maart 2024 in het geding tussen
belanghebbende
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 29 maart 2024 waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beroepen zien op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 en 2010 met aanslagnummers [BSN] .H.96 en [BSN] .06.
1.1.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 29 maart 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
2.1.
Belanghebbende voert in verzet aan dat de Belastingdienst geen vordering heeft op belanghebbende en er om die reden ook geen sprake kan zijn van termijnoverschrijding. Verder voert belanghebbende inhoudelijke gronden ten aanzien van de aanslagen aan.
2.2.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [2] Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. [3] Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. [4]
2.3.
De inspecteur heeft op 13 juli 2022 uitspraak op bezwaar gedaan en beslist op het verzoek om ambtshalve vermindering. Ook in verzet is die datum niet betwist. De laatste dag van de beroepstermijn is dan 24 augustus 2022. Belanghebbende heeft met dagtekening 25 augustus 2022, ontvangen bij de inspecteur op 28 augustus 2022, gereageerd op de uitspraak op bezwaar. Deze brief is aangemerkt als beroepschrift en is niet tijdig ingediend.
2.4.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, of te wel indien de termijnoverschrijding “verschoonbaar” is. [5] De rechtbank is van oordeel dat in de verzet bestreden uitspraak terecht is overwogen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Belanghebbende heeft in verzet ook geen andere gronden aangevoerd op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat in de verzet bestreden uitspraak op goede gronden de juiste beslissing is genomen. Het beroep is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling of de aanslagen terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd. Het standpunt van belanghebbende dat de inspecteur geen vordering op hem heeft, vereist ook een dergelijke inhoudelijke beoordeling. Daar komt de rechtbank dus niet aan toe. Deze grond leidt er ook niet toe dat er geen sprake kan zijn van een termijnoverschrijding.

Conclusie en gevolgen

3. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 29 maart 2024. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
3.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 13 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:7 van de Awb.
3.Artikel 26c van de AWR.
4.Artikel 6:9, tweede lid van de Awb.
5.Artikel 6:11 van de Awb.