ECLI:NL:RBZWB:2025:3743

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
24/1052
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan de belanghebbende, die op 29 september 2023 een auto had geparkeerd zonder de juiste parkeerbelasting te voldoen. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de belanghebbende een onjuist zonenummer had opgegeven, ondanks dat het juiste bedrag aan parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende gegrond, maar wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het verzoek om proceskostenvergoeding terecht heeft afgewezen. Volgens artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een belanghebbende recht op vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase, indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een onrechtmatigheid aan de zijde van de heffingsambtenaar, aangezien de verantwoordelijkheid voor het correct voldoen van de parkeerbelasting bij de belanghebbende ligt. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de heffingsambtenaar een fout heeft gemaakt die tot de naheffingsaanslag heeft geleid. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard en krijgt de belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de parkeerder om te controleren of de juiste parkeerzone is geselecteerd, ongeacht de informatie die door een parkeerapp wordt verstrekt. De rechtbank bevestigt dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om na te gaan of een belastingplichtige per abuis voor een andere zone heeft betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd (de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gegrond verklaard. Daarbij is de naheffingsaanslag vernietigd en het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten bij brief van 12 mei 2025 en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Belanghebbende heeft op 29 september 2023 een auto met [kenteken] geparkeerd aan de Beyerd te Breda. Tijdens een controle omstreeks 21:03 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 55,05, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,30 en € 52,75 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag van belanghebbende vernietigd, omdat gebleken is dat belanghebbende het voertuig wel had aangemeld en het juiste bedrag aan parkeerbelasting heeft voldaan, maar met een onjuist zonenummer.
2.3.
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van haar proceskosten. De heffingsambtenaar heeft dit verzoek afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar terecht heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt dit geschil aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

Heeft de heffingsambtenaar het verzoek tot proceskostenvergoeding in bezwaar terecht afgewezen?
4. Artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten in de bezwaarfase, indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
4.1.
Belanghebbende stelt dat in dit geval sprake is van een dergelijke onrechtmatigheid. De onrechtmatigheid die aan de heffingsambtenaar is te wijten, is daarin geleden dat de heffingsambtenaar ten tijde van de controle niet heeft opgemerkt dat de door belanghebbende verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar had uit de hem ter beschikking staande gegevens in het Nationaal Parkeer Register het kenteken van het voertuig kunnen controleren en daarmee kunnen constateren dat er wel was betaald voor het parkeren, maar dat het voertuig hierbij was aangemeld in een ander zonenummer, aldus belanghebbende.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet is herroepen vanwege een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid; de naheffingsaanslag is in dit geval opgelegd wegens een fout aan de zijde van belanghebbende.
4.2.
Niet in geschil is dat een onjuiste zone is geselecteerd voor het voldoen van de parkeerbelasting. Het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende om voor de juiste parkeerzone parkeerbelasting te voldoen. Dat de parkeerapp van belanghebbende een andere parkeerzone aangaf, komt niet voor rekening en risico van de heffingsambtenaar maar voor die van belanghebbende. De parkeerder heeft volgens vaste rechtspraak een onderzoeksplicht voorafgaand aan het parkeren. Het lag op de weg van belanghebbende om te controleren of de parkeeractie werd gestart voor de juiste zone waarin belanghebbende zich bevond. Dit geldt ook wanneer een zone automatisch door een parkeerapp wordt ingevuld. Het feit dat er al dan niet veel verschillende zones in een gebied voorkomen, maakt dat niet anders. De heffingsambtenaar is niet gehouden na te gaan of een belastingplichtige wellicht per abuis parkeerbelasting voor een andere parkeerzone heeft voldaan. [1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op voorgaande, geen sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat de heffingsambtenaar terecht het verzoek om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van F. de Jong, griffier, op 18 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten