ECLI:NL:RBZWB:2025:3745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
24/7688
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan een belanghebbende in Breda

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 18 juni 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 7 november 2024 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die op 16 oktober 2024 zijn auto had geparkeerd aan de Willem-Alexanderstraat te Breda. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan. De naheffingsaanslag bedroeg € 63,15, bestaande uit € 1,50 aan belasting en € 61,65 aan kosten.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende had via de app van Easypark een andere parkeerzone geselecteerd dan waar zijn auto daadwerkelijk geparkeerd stond. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de parkeerder is om te controleren of de juiste parkeerzone is gekozen. De heffingsambtenaar heeft terecht gesteld dat de belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting voor de juiste zone niet heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/7688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 november 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd (de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 12 mei 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Belanghebbende heeft op 16 oktober 2024 een auto met [kenteken] geparkeerd aan de Willem-Alexanderstraat te Breda. Tijdens een controle omstreeks 14:54 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 63,15, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,50 en € 61,65 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

4. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Belanghebbende stelt de verschuldigde parkeerbelasting te hebben voldaan via een app van Easypark (de app). De app vult hierbij automatisch de parkeerzone in, in dit geval was dit parkeerzone 21888 , aldus belanghebbende
De heffingsambtenaar stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd omdat belanghebbende de parkeerbelasting voor de zone waar hij stond geparkeerd, zijnde parkeerzone 21886 , niet heeft voldaan. Dat hij parkeerbelasting heeft voldaan voor een andere zone is een omstandigheid die voor rekening en risico van belanghebbende dient te blijven. Op belanghebbende rust een onderzoeksplicht om vast te stellen dat parkeerbelasting op de juiste wijze wordt voldaan. Bovendien geldt in parkeerzone 21888 een lager parkeertarief, zodat niet gezegd kan worden dat de parkeerbelasting volledig is voldaan, aldus de heffingsambtenaar.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
4.1.
Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 16 oktober 2024 geparkeerd stond aan de Willem-Alexanderstraat te Breda en dat deze locatie door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1] Daarnaast is niet in geschil dat de parkeerbelasting voor de zone waar belanghebbende geparkeerd stond hoger is dan de zone welke belanghebbende in de parkeerapp had geselecteerd. In zone 21886 geldt namelijk een uurtarief van € 1,50, terwijl in zone 21888 het eerste uur geparkeerd kan worden voor € 0,10.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak wordt van een parkeerder verwacht dat hij controleert of de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan op de door hem gekozen parkeerlocatie. Bij gebruik van een app behoort het tot de verantwoordelijkheid van een parkeerder om de juiste zone te selecteren dan wel om direct na het aanmelden in de app na te gaan of de juiste parkeerzone is gekozen. [2] Dat de app, door de nabijheid van een parkeerplaats met een andere zone, die andere (verkeerde) zone als dichtstbijzijnde zone aangeeft, ontslaat de parkeerder niet van zijn onderzoeksplicht en, indien de automatisch ingevulde zone onjuist is, van de verplichting tot het handmatig selecteren van de juiste zone. Dat het kenteken van belanghebbende niet juist was aangemeld in de app moet naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van belanghebbende blijven. Voorgaande betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van F. de Jong, griffier, op 18 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2024, Gemeenteblad 2023 nr. 563745 en het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen Breda, Gemeenteblad 2024 nr. 414472.
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 augustus 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4946.