ECLI:NL:RBZWB:2025:3769

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
23/2866
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag en afweging van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Dienst Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van haar zorgtoeslag over het jaar 2017, waarbij de Dienst Toeslagen een bedrag van € 2.247,- van haar had teruggevorderd. Eiseres stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de terugvordering te matigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren die een matiging van de terugvordering rechtvaardigden. De rechtbank baseerde zich op artikel 26 van de Awir en de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de Dienst Toeslagen bij terugvordering de belangen van de betrokkenen moet afwegen. De rechtbank concludeerde dat de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag op de juiste wijze had vastgesteld en dat de terugvordering terecht was gedaan. Eiseres kreeg geen vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd mondeling gedaan en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2866 ZORG
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 16 juni 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

1. Met het besluit van 3 mei 2021 (primair besluit) heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag van eiseres over het jaar 2017 definitief berekend op € 0,- en een bedrag van € 2.247,- van haar teruggevorderd. Met het besluit van 3 april 2023 (bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Dienst Toeslagen heeft op dit beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2025. Eiseres is niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [persoon 1] en [persoon 2] . Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

2. De Dienst Toeslagen is bij de definitieve berekening van de zorgtoeslag uitgegaan van een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 52.102,-. In het dossier zijn geen aanknopings-punten te vinden waaruit valt af te leiden dat ten onrechte is uitgegaan van dat bedrag. Gelet hierop is het recht op zorgtoeslag op de juiste wijze vastgesteld.
2.1.
In artikel 26 van de Awir is bepaald dat de betrokkene het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is, als een herziening van een tegemoetkoming of voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in haar uitspraak van 23 oktober 2019 [1] overwogen dat in artikel 26 van de Awir niet dwingend is voorgeschreven dat de Dienst Toeslagen het gehele bedrag dat de belanghebbende is verschuldigd terugvordert. De Dienst Toeslagen moet bij het besluit tot terugvordering op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen en kan onder bijzondere omstandigheden van terugvordering afzien of het terug te vorderen bedrag matigen.
2.2.
De staatssecretaris van Financiën heeft invulling gegeven aan deze uitspraak door in het Verzamelbesluit Toeslagen van 1 juli 2022 beleid over de terugvordering van toeslagen vast te stellen. Hierin is opgenomen dat alleen bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen gehele terugvordering en dat als dergelijke omstandigheden zich voordoen en gehele terugvordering onevenredig is, de Dienst Toeslagen kan afzien van de terugvordering of het bedrag van de terugvordering kan matigen.
2.3.
In dit geval doet zich een situatie voor waarbij, op grond van het Verzamelbesluit Toeslagen, wordt aangenomen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, namelijk een afwijking van het daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend. Het uitgangspunt bij een dergelijke situatie is dat deze op zichzelf niet tot matiging van de terugvordering leiden. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval kan er bij de aanwezigheid van aanvullende omstandigheden die – op zichzelf of in samenhang – wel zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden, na een belangenafweging echter toch reden zijn de terugvordering te matigen.
2.4.
In de door eiseres overgelegde stukken ziet de rechtbank geen aanleiding om bijzondere omstandigheden aan te nemen. De Dienst Toeslagen heeft de teveel betaalde zorgtoeslag terecht teruggevorderd. Als gevolg hiervan krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de ABRvS van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3536.