ECLI:NL:RBZWB:2025:3837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
25/768
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 wordt het verzet van de opposant beoordeeld. De opposant had eerder een beroep ingediend dat op 17 maart 2025 niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het griffierecht niet op tijd was betaald. De opposant diende op 3 april 2025 een verzetschrift in, waarin hij aanvoerde dat er een verontschuldiging bestond voor de late betaling van het griffierecht. Hij stelde dat hij de nota voor het griffierecht pas had ontvangen zonder dat hij een ontvangstbevestiging van zijn beroepschrift had gekregen, wat leidde tot onduidelijkheid over de betalingstermijn. De rechtbank oordeelt dat de late betaling van het griffierecht verontschuldigbaar is, omdat de beslissing tot versnelde behandeling en de verkorte betaaltermijn pas na de nota aan de opposant bekend was gemaakt. De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak van 17 maart 2025 ten onrechte was gedaan en verklaart het verzet gegrond. Dit betekent dat de zaak opnieuw in behandeling wordt genomen, en de opposant zal een nieuwe nota griffierecht ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/768 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2025 op het verzet van

[opposant], uit [plaats] , opposant [1] ,

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 17 maart 2025 waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard. Opposant heeft het verzetschrift op 3 april 2025 bij de rechtbank ingediend.
1.1.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank van het verzet

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of in de uitspraak van 17 maart 2025 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De uitspraak van 17 maart 2025
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het griffierecht niet op tijd is betaald en er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gebleken.

Wat heeft opposant aangevoerd?

5. Opposant heeft in zijn verzetschrift samengevat aangevoerd dat voor het te laat betalen van het griffierecht een verontschuldiging bestaat.
Op het moment van het ontvangen van de nota griffierecht, had hij nog geen ontvangstbevestiging van zijn bij brief van 28 januari 2025 ingediende beroepschrift ontvangen. Voor hem was daardoor onduidelijk op welke van zijn beroepen deze nota zag. Bovendien werd in de nota van 13 februari 2025 een afwijkende betalingstermijn van twee weken gehanteerd. Pas met de ontvangstbevestiging van 24 februari 2025 werd hem medegedeeld dat de rechtbank besloten had het beroep versneld te behandelen en dat daarom een kortere termijn voor het betalen van het griffierecht werd gehanteerd. Hij wijst er op dat hij het griffierecht op 7 maart 2025 heeft betaald, dit is binnen twee weken na ontvangst van de ontvangstbevestiging.
Wat vindt de rechtbank?
6. Een indiener van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. [3] Normaal gesproken bedraagt de termijn voor het betalen van griffierecht vier weken na verzending van de mededeling door de griffier. [4] De bestuursrechter kan, indien een zaak spoedeisend is, bepalen dat de beroepszaak versneld wordt behandeld. In dat geval kan hij ook besluiten de termijn voor het betalen van griffierecht te verkorten. Dit is geregeld in artikel 8:52 van de Awb.
6.1.
Uit artikel 3.1 van het Procesreglement Bestuursrecht volgt dat beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit versneld worden behandeld. Deze beslissing wordt in de ontvangstbevestiging aan de indiener van een beroepschrift medegedeeld, evenals de verkorting van de betaaltermijn van het griffierecht naar twee weken.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat in het voorliggende geval opposant eerst de nota met een verkorte betaaltermijn heeft ontvangen en pas daarna de ontvangstbevestiging van zijn beroepschrift waarin de beslissing tot versnelde behandeling was opgenomen.
De betalingstermijn van de op 13 februari 2025 verzonden nota griffierecht verstreek op 27 februari 2025. De ontvangstbevestiging van zijn beroepschrift is op 24 februari 2025 naar opposant verzonden. Vervolgens heeft opposant op 7 maart 2025 opdracht gegeven tot betaling van het griffierecht. Er is opposant niet gevraagd naar de reden voor de te late betaling.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat met de ontvangstbevestiging van 24 februari 2025 pas de beslissing tot versnelde behandeling aan opposant bekend is gemaakt en daarmee ook de daaruit voortvloeiende verkorting van de betaaltermijn van het griffierecht. Daarmee bestaat een verontschuldiging voor de late betaling van het griffierecht.

Conclusie

7. Uit de beoordeling van de gronden van het verzet volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 17 maart 2025 ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 17 maart 2025 vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.
7.1.
Het door opposant op 7 maart 2025 betaalde griffierecht is inmiddels teruggestort. Dat betekent dat opposant op korte termijn een nieuwe nota griffierecht met een betaaltermijn van twee weken na de dagtekening van de nota ontvangt. Op het moment dat het griffierecht door de rechtbank ontvangen is, kan een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar plaatsvinden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 19 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8:41, vijfde lid van de Awb.