ECLI:NL:RBZWB:2025:3857

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
02-070863-25 en 02-076327-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling en meerdere inbraken en diefstallen

Op 20 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een dure mountainbike, diefstal uit een auto, drie inbraken in bergingen en zeven pogingen daartoe, alsook inbraken in clubhuizen van sportverenigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 23 februari 2025 tot en met 6 maart 2025 in Breda in het bezit was van de mountainbike, wetende dat deze van diefstal afkomstig was. Daarnaast zijn er meerdere inbraken gepleegd in de periode van 15 december 2024 tot en met 17 januari 2025, waarbij de verdachte op verschillende tijdstippen inbraken heeft gepleegd in bergingen en sportverenigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de verslavingsproblematiek van de verdachte, die een belangrijke rol speelde bij het plegen van de feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De benadeelde partijen hebben vorderingen ingediend voor de geleden schade, waarvan een deel is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-070863-25 en 02-076327-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
briefadres: [adres]
thans gedetineerd in P.I. Dordrecht
raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen , en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
Feit 1: opzet- dan wel schuldheling van een mountainbike;
Feit 2: drie inbraken in bergingen met een ander;
Feit 3: vier pogingen tot inbraak in bergingen dan wel vernielingen met een ander;
Feit 4, 5 en 6: drie inbraken in clubhuizen/kantines van sportverenigingen dan wel een poging daartoe dan wel vernielingen;
Feit 7: drie pogingen tot inbraak in bergingen dan wel vernielingen;
Feit 8: inbraak in een auto.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de mountainbike (feit 1). Ook acht hij op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting de inbraken dan wel pogingen daartoe (feiten 2, 3 en 7) wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 3 acht hij onvoldoende bewijs aanwezig voor het medeplegen en vordert verdachte daarvan vrij te spreken. De officier van justitie acht de inbraken en de poging tot diefstal met braak onder feit 4, 5, 6 en 8 wettig en overtuigend bewezen op grond van de stukken in het dossier. Gelet op het feit dat verdachte over feit 4 eerst verklaart dat hij zich niks kan herinneren en later dat hij wel binnen is geweest, maar niks heeft gestolen, moet zijn verklaring ongeloofwaardig worden geacht. Voor feit 5 gebruikt de officier van justitie de feiten en omstandigheden van feit 6 als schakelbewijs vanwege dezelfde modus operandi. Verdachte heeft bij beide feiten een ruit vernield en is daardoor naar binnen gegaan. Daarnaast liggen de pleeglocaties slechts drie minuten lopen van elkaar en is verdachte te zien op de camerabeelden van feit 6. Met betrekking tot feit 8 ziet de officier van justitie geen reden om te twijfelen aan de aangifte. De foto van de schade past meer bij het scenario van de aangifte dan het scenario dat verdachte schetst.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de feiten 1, 2, 3 en 8. Daarbij wordt er voor feit 2 en 3 aangegeven dat er vanuit moet worden gegaan dat verdachte deze feiten alleen heeft gepleegd. Voor wat betreft feit 8 merkt de verdediging op dat verdachte de auto niet heeft opengebroken, maar dat deze al open was. Volgens de verdediging kan feit 7 wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feiten 4, 5, en 6. Ten aanzien van feit 4 verklaart verdachte dat hij wel binnen is geweest, maar dat de ruit al was vernield en dat hij niets heeft meegenomen. Dit scenario kan op grond van het dossier niet uitgesloten worden. Bij de feiten 5 en 6 ontkent verdachte stellig dat hij degene op de camerabeelden is terwijl hij dit bij andere feiten eerlijk heeft toegegeven. Verdachte heeft ook niet zulke schoenen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1
Niet ter discussie staat dat verdachte in de periode van 23 februari 2025 tot en met 6 maart 2025 in Breda in het bezit was van een mountainbike. Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij de fiets ter vereffening van een schuld van iemand heeft gekregen en dat hij wist dat het een dure mountainbike was. Ook wist hij dat de persoon van wie hij de fiets kreeg geen geld had om zo’n fiets te kunnen kopen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte bewust de ogen heeft gesloten voor de reële mogelijkheid dat de mountainbike van diefstal afkomstig was. Op basis van de aangifte en deze verklaring acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in juridische zin wist dat de mountainbike van diefstal afkomstig was en zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Feit 4, 5 en 6
schakelbewijs
Volgens de Hoge Raad gaat het bij schakelbewijs om een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit een of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij een of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Het is dan niet zo dat voor een dergelijke bewijsvoering moet worden vastgesteld dat tot de bewezenverklaring van in elk geval een van de feiten kan worden gekomen zonder dat daarvoor mede bewijsmiddelen worden gebezigd die betrekking hebben op een ander feit. [1]
tijd, plaats en modus operandi
De drie feiten zijn begaan in dezelfde avond/nacht van 13 op 14 januari 2024. Daarbij valt het op dat drie sportverenigingen het doelwit waren en dat de inbraken plaatsvonden terwijl het al donker was en deze sportverenigingen al gesloten waren. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte die nacht in elk geval zowel op de plaats delict van feit 4 als op die van feit 6 is geweest.
[clubhuis] in Breda (feit 4) bevindt zich op ongeveer 20 minuten fietsen van [sportvereniging 1] in Teteringen (feit 5) en [sportvereniging 2] (feit 6) ligt bijna naast [clubhuis] . De tijd die nodig is voor één persoon om tussen deze drie locaties te reizen past binnen de tijdstippen van de inbraken, waarbij op camerabeelden bij feit 6 te zien is dat verdachte daar beschikt over een fiets. In alle drie de gevallen is een ruit kapot gemaakt om toegang te krijgen tot het betreffende gebouw. Het is zeer goed denkbaar dat de werkwijze van een ruit inslaan met een hamer -zoals dat te zien is op de camerabeelden bij feit 6- ook is gebruikt om de ruiten in te slaan bij de twee eerdere inbraken.
De rechtbank gaat er -gezien de keuze voor steeds een sportclub; de dicht bij elkaar gelegen plaatsen delict; de tijdstippen van de inbraken; het aangetroffen DNA dat matcht met dat van verdachte bij feit 4; de camerabeelden waarop verdachte is herkend bij feit 6 en de overeenkomende modus operandi- vanuit dat verdachte op de avond van 13 januari 2025 dan wel de nacht van 13 op 14 januari 2025 uit stelen is gegaan en daarbij deze drie locaties heeft aangedaan.
feit 4
Met betrekking tot feit 4 is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze inbraak heeft gepleegd.
Niet staat ter discussie dat er in de avond van 13 januari 2025 een inbraak heeft plaatsgevonden bij [clubhuis] in Breda , waarbij een raam van een kleedkamer kapot is gemaakt en geld uit de kassa is weggenomen. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij op 13 januari 2025 in de avond bij [clubhuis] in Breda is geweest, door het raam van de kleedkamer naar binnen is geklommen, binnen heeft gekeken of er iets te halen viel en aan de kassa heeft gezeten, en dat hij daarbij zijn DNA materiaal heeft achtergelaten. Maar volgens verdachte was het raam al kapot en is hij met lege handen vertrokken, omdat er niets (meer) te halen viel. Iemand anders moet dit hebben gedaan. De rechtbank staat daarom voor de vraag of zij mee moet gaan in deze verklaring van verdachte, in weerwil van de bewijsmiddelen die tegen hem spreken.
De verklaring van verdachte, dat niet hij maar een ander het raam kapot heeft gemaakt en geld uit de kassa heeft meegenomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft namelijk wisselend verklaard over zijn betrokkenheid: bij de politie heeft hij verklaard dat hij het niet heeft gedaan, omdat hij het zich anders wel zou herinneren, ter zitting heeft hij in eerste instantie verklaard dat hij zich niet goed kan herinneren of hij er geweest is en na doorvragen ter zitting heeft hij verklaard dat hij zeker weet dat hij er wel was maar dat hij niet het raam kapot heeft gemaakt en geen geld heeft weggenomen. Daar komt bij dat er geen enkele indicatie is dat een andere persoon dan verdachte bij deze inbraak betrokken zou zijn en dat uit de aangifte blijkt dat er geld gestolen is, terwijl verdachtes DNA onder meer op de kassa is aangetroffen.
feit 5
Met betrekking tot feit 5 is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de, subsidiair ten laste gelegde, poging tot diefstal met braak heeft begaan.
Niet staat ter discussie dat er in de avond van 13 januari 2025 is ingebroken bij [sportvereniging 1] in Teteringen . Omdat aangever geen goederen mist en niet (zeker) weet of er (klein)geld ontbreekt uit de kassa, kan naar het oordeel van de rechtbank de primair ten laste gelegde (voltooide) diefstal niet bewezen worden. Verdachte wordt hiervan dan ook vrijgesproken.
De, subsidiair ten laste gelegde, poging tot diefstal met braak kan wel bewezen worden. Er is namelijk aangifte gedaan van een inbraak waarbij blijkt dat de ruit van de keuken kapot is gemaakt om daardoor naar binnen te komen. Dat niet duidelijk is geworden of verdachte iets heeft buitgemaakt, neemt niet weg dat het voornemen van verdachte om een diefstal te plegen zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering.
feit 6
Met betrekking tot feit 6 is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit feit heeft begaan.
Niet staat ter discussie dat er in de nacht van 13 op 14 januari 2025, om 00.17 uur, is ingebroken bij [sportvereniging 2] en dat daarbij een doos Flügel en een telefoon zijn meegenomen. Uit de aangifte en de camerabeelden blijkt dat hierbij (onder meer) het glas van de entreedeur kapot is gemaakt. Op de camerabeelden is ook te zien dat de dader met een hamer het glas van deze deur kapot slaat en daardoor naar binnen klimt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit verdachte is. Er zijn namelijk drie verbalisanten die afzonderlijk van elkaar de camerabeelden, of stills daarvan, hebben bekeken en zij hebben alle drie verdachte herkend als de persoon die op die beelden te zien is. [verbalisant 1] herkent verdachte op basis van het totaalbeeld van zijn kenmerken, waaronder zijn opgeschoren korte haren en neus, omdat hij hem kent vanuit zijn werk als rechercheur. [verbalisant 2] herkent verdachte onder meer op basis van zijn gelaat en zijn opvallende neus, omdat hij verdachte drie dagen daarvoor gecontroleerd had op straat. En [verbalisant 3] herkent verdachte aan de hand van drie stills van de camerabeelden nadat hij deze heeft vergeleken met de foto van verdachte uit het systeem SKDB.
feit 8
Op grond van de bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte op zitting staat vast dat verdachte in de periode van 30 april 2025 tot en met 1 mei 2025 een muziekbox, een oplaadkabel en een autolader uit de auto van aangever heeft weggenomen. De vraag is of er voldoende bewijs is dat hij zich daarbij ook schuldig heeft gemaakt aan braak. De rechtbank is daarover van oordeel dat dit niet het geval is. Verdachte heeft verklaard dat hij aan de bijrijderszijde instapte en dat deze deur open was. [getuige] heeft ook verklaard dat hij verdachte aan de bijrijderszijde de auto zag instappen. Maar bij de aangifte is een foto gevoegd waarop schade aan het portier aan de bestuurderszijde te zien is. Om deze reden ondersteunt de foto de aangifte niet. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto heeft opengebroken. Zij zal hem dan ook van de tenlastegelegde braak vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 23 februari 2025 tot en met 6 maart 2025 te Breda een mountainbike heeft verworven
envoorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van de verwerving
enhet voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 15 december 2024 tot en met 17 december 2024 te Breda
- een oplader, die aan [benadeelde 1] toebehoorde en
- een elektrische verstek zaag/afkortzaag die geheel of ten dele
aan[benadeelde 2] toebehoorde en
- een kistje, dat aan [benadeelde 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3 primair
op meerdere tijdstippen in de periode van 15 december 2024 tot en met 16 december 2024 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen uit bergingen die geheel of ten dele aan
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [benadeelde 7] ,
toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak waarbij hij, verdachte,
- de deur van de berging van [benadeelde 4] heeft geforceerd/opengebroken en dozen heeft vernield en dozen van de planken heeft afgetrokken en
- de deur van de berging van [benadeelde 5] heeft opengebroken en dozen heeft leeggegooid en
- het slot van de deur van de berging en het deurbeslag van de berging van [benadeelde 6] heeft beschadigd en
- de deur van de berging van [benadeelde 7] heeft opengebroken en de deurklink en het slot en het kozijn heeft beschadigd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4
op 13 januari 2025 te Breda een hoeveelheid briefgeld die aan [clubhuis] Breda toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 5 subsidiair
in de periode van 13 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te Teteringen , gemeente Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen die aan [sportvereniging 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, waarbij hij, verdachte, een ruit van de keuken heeft vernield en een deur heeft vernield van een ruimte waar drank ligt opgeslagen en een kast heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 6
in de periode van 13 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te Teteringen , gemeente Breda een telefoon en een doos Flügel en goederen uit de voorraad die aan [sportvereniging 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 7 primair
op meerdere tijdstippen in de periode van 5 januari 2025 tot en met 17 januari 2025 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen uit bergingen die geheel of ten dele aan
- [benadeelde 1] en
- [benadeelde 8] en
- [benadeelde 9]
toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak waarbij hij, verdachte
- de deur van de entreehal naar de kelderboxen heeft geforceerd en de deur naar de technische ruimte heeft geprobeerd te forceren en
- de (toegangs)deur heeft ingebeukt en
- de deur van de berging van [benadeelde 1] heeft ingetrapt en
- het slot van de deur van de berging van [benadeelde 8] heeft vernield en
- het slot van de deur van de berging van [benadeelde 9] heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 8
in de periode van 30 april 2025 tot en met 1 mei 2025 te Breda een muziekbox en een oplaadkabel en een autolader, die aan [benadeelde 10] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest en waarvan 15 maanden voorwaardelijk. Gelet op de problematiek van verdachte vordert hij hieraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Vanwege de verslavingsproblematiek van verdachte acht hij een proeftijd van drie jaar passend.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit oplegging van een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Van belang is daarvoor waar verdachte heeft ingebroken, wat hij heeft weggenomen en zijn persoonlijke omstandigheden. Ook moet meewegen dat verdachte klinisch zou worden opgenomen maar daarop lang heeft moeten wachten omdat de voorwaarden gewijzigd moesten worden. Verdachte heeft het gehad met zijn drugsverslaving en wil een langdurige klinische opname. Hij is bereid om aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden mee te werken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van vier en een halve maand schuldig gemaakt aan opzetheling van een dure fiets, diefstal uit een auto, 3 inbraken in bergingen en 7 pogingen daartoe, een inbraak in een clubhuis van een sportvereniging, een inbraak in een sportkantine en een poging tot inbraak bij weer een andere sportvereniging. Met voornoemde feiten heeft hij een bijdrage geleverd aan het in stand houden van vermogenscriminaliteit. De feiten komen voort uit de drugsverslaving van verdachte. Hij was hierbij namelijk meestal onder invloed van drugs en op zoek naar geld en/of goederen waarmee hij opnieuw drugs kon gaan kopen. Het enige dat verdachte bij het plegen van de feiten voor ogen stond was geldgewin om zo in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien. Dit zijn hinderlijke feiten waardoor veel (financiële) schade en overlast is veroorzaakt voor de slachtoffers. Voor verenigingen en sportclubs geldt bovendien dat zij over het algemeen niet veel financiële armslag hebben en veelal draaiende worden gehouden door vrijwilligers. Verdachte heeft zich door zijn drugsverslaving ernstig misdragen en geen enkel respect getoond voor de eigendommen en belangen van anderen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij in 2024 tweemaal is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder is er ook sprake van oudere veroordelingen en heeft verdachte deze feiten gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
Daarnaast heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 28 mei 2025 dat over verdachte is opgesteld. Hierin komt onder meer naar voren dat verdachte de verdenkingen of ontkent of zich hiervan door zijn drugsgebruik niets meer kan herinneren. Volgens de reclassering is er sprake van een delictpatroon voor wat betreft vermogensdelicten en is er op vrijwel alle leefgebieden sprake van instabiliteit. Wegens gebrek aan diagnostisch onderzoek is onbekend of er sprake is van psychische en/of persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte. Wel is bekend dat er al vanaf zijn jonge jaren sprake is van drugsgebruik waardoor het hem niet lukt om zijn zaken op orde te krijgen. Eerder opgelegd reclasseringstoezicht verliep moeizaam en ambulante behandeling is niet van de grond gekomen omdat verdachte uit beeld verdween. Vanuit Novadic-Kentron is daarom een langdurige klinische opname geadviseerd waarvoor hij op de wachtlijst staat. Hoewel de reclassering twijfelt aan de haalbaarheid van een klinische opname vanwege de houding van verdachte, acht zij de inzet hiervan toch noodzakelijk om zijn verslaving aan te pakken, diagnostiek uit te voeren en het recidiverisico dat als hoog wordt ingeschat te verminderen. Geadviseerd wordt daarom een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met daarbij reclasseringstoezicht, opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van langere duur volstaat. Zij ziet daarentegen wel aanleiding om een lagere straf dan is geëist op te leggen. Niet alleen omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt maar ook omdat de persoonlijke omstandigheden naar haar oordeel zwaarder moeten meewegen in de strafmaat. Het is evident dat de verslavingsproblematiek van verdachte grondig aangepakt moet worden, nu deze hoogstwaarschijnlijk heeft bijgedragen aan het plegen van de feiten. Een straf gelijk aan het voorarrest zoals de verdediging heeft bepleit, doet volstrekt onvoldoende recht nu sprake is van een hele reeks van bewezenverklaarde feiten. Alles afwegend komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest. Daarbij vindt de rechtbank van groot belang dat er diagnostiek zal plaatsvinden waarop de hulpverlening voor onder meer verdachte zijn drugsverslaving kan worden ingericht teneinde het recidiverisico te verlagen. De rechtbank zal daarom een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen te weten acht maanden zodat hieraan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd kunnen worden verbonden. Daarnaast wordt hiermee beoogd verdachte opnieuw, maar dit maal een zeer forse, stok achter de deur te geven om zich in te zetten voor de geboden hulpverlening en niet terug te vallen in het plegen van strafbare feiten. Evenals de officier van justitie acht zij een proeftijd van drie jaar vanwege de problematiek en behandeling die hiervoor nodig is op zijn plaats.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

[benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend voor feit 3, maar zij heeft hierin geen bedrag gespecificeerd.
Uit de stukken blijkt niet van door de benadeelde partij rechtstreeks geleden schade, nu de VVE de herstelwerkzaamheden heeft betaald. De benadeelde partij zal daarom, gezien artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering.
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend voor feit 3, maar zij heeft hierin geen bedrag gespecificeerd.
Ook blijkt uit de stukken dat er geen sprake is van door de benadeelde partij geleden schade, nu de VVE de herstelwerkzaamheden heeft betaald. De benadeelde partij zal daarom gezien artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering.
[clubhuis]
De benadeelde partij [clubhuis] vordert een schadevergoeding van € 623,27 voor materiële schade voor feit 4.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 583,27. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 13 januari 2025. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige bedrag van € 40,- is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde 11] (naar de rechtbank begrijpt) namens de [vereniging]
De ontvankelijkheid
In het proces-verbaal bevindt zich op pagina 106 een aangifte waarin is vermeld dat [benadeelde 11] aangifte deed namens de VVE van de woningen aan de [straat] [nummer 1] tot en met [nummer 2] , waarbij ook een KvK nummer van de VVE is vermeld. Uit openbare bron blijkt dat dit KvK nummer inderdaad bij deze VVE hoort. Bij de vordering zijn ook facturen gevoegd gericht aan deze VVE. Het verweer van de verdediging houdt slechts de algemene stelling in dat niet duidelijk is of [benadeelde 11] gemachtigd is door de VVE om de vordering in te dienen. Enig concreet bezwaar tegen de vertegenwoordiging door [benadeelde 11] ontbreekt. Nu er geen aanwijzingen zijn van het tegendeel gaat de rechtbank er vanuit dat bevoegd was tot het indienen van een vordering namens de VVE. Op dit punt is de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering.
Inhoudelijk ligt dat anders. De verdediging heeft aangevoerd dat niet vast staat welke werkzaamheden waar verricht zijn. In bijlage B wordt gesproken over appartement [nummer 3] , maar in de factuur staat [nummer 4] , terwijl geen van de aangevers woont op [nummer 4] . Bijlage C bevat geen onderbouwing van wat er is gedaan voor welk appartement. Ook worden verschillende data genoemd. Op deze manier is het te belastend voor het strafproces om vast te stellen of sprake is van rechtstreekse schade die geleden is door het handelen van verdachte. Op deze grond dient de [vereniging] niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
[benadeelde 9]
De benadeelde partij [benadeelde 9] vordert een schadevergoeding van € 137,94 voor materiële schade voor feit 7.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding is niet betwist en acht de rechtbank dan ook volledig toewijsbaar. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 17 januari 2025. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van zestig dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 17 juli 2024 ten uitvoer zal worden gelegd. De verdediging heeft verzocht om vordering af te wijzen en de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen.
De rechtbank overweegt dat van een voorwaardelijke straf een waarschuwing voor de verdachte uitgaat om niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Uit de bewezenverklaring is gebleken dat verdachte zich ondanks deze waarschuwing schuldig heeft gemaakt aan diverse nieuwe strafbare feiten en hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde onder feit 5;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzetheling;
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 3 primair: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 4: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5 subsidiair: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/inklimming;
feit 6: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 7 primair: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 8: diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt binnen drie werkdagen dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Novadic­Kentron reclassering op het adres Korte Raamstraat 3, Breda . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in de Forensische verslavingsafdeling (FVA) van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zes maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op het moment dat er iets gerealiseerd is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[benadeelde 7]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt benadeelde in de kosten van de verdachte tot nu toe begroot op nihil;
[benadeelde 4]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt benadeelde in de kosten van de verdachte tot nu toe begroot op nihil;
[vereniging]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
[clubhuis]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 583,27 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [clubhuis] (feit 4), € 583,27 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 11 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij € 137,94 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 9] (feit 7), € 137,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 17 juli 2024 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-076327-23
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 60 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 stk mes (Omschrijving: PL2000-2025110153-G2855442, keukenmes).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. A.L. Hoekstra en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. van Wijk en mr. M. de Jonge, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juni 2025.
Mr. Remerie, mr. Van Wijk en mr. De Jonge zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2025 tot en met 6 maart 2025 te Breda en/of Oosterhout, in elk geval in Nederland, een mountainbike, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2024 tot en met 17 december 2024 te Breda , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een oplader, in elk geval enig goed/dat die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een elektrische verstek zaag/afkortzaag, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele [benadeelde 2] , in elk geval aan en ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een kistje, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2024 tot en met 16 december 2024 te Breda , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen uit een of meerdere bergingen, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [benadeelde 7] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, waarbij hij, verdachte,
- de deur van de berging van [benadeelde 4] heeft geforceerd/opengebroken en/of dozen heeft vernield en/of dozen van de planken heeft afgetrokken en/of
- de deur van de berging van [benadeelde 5] heeft opengebroken en/of dozen heeft leeggegooid en/of
- het slot van de deur van de berging en/of het deurbeslag van de berging van [benadeelde 6] heeft beschadigd en/of
- de deur van de berging van [benadeelde 7] heeft opengebroken en/of de deurklink en/of het slot en/of het kozijn heeft beschadigd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2024 tot en met 16 december 2024 te Breda , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk
- de deur van de berging, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- de deur van de berging, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- de deur van de berging, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een andere toebehoorde(n) en/of
- de deur van de berging, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 13 januari 2025 te Breda , in elk geval in Nederland, een hoeveelheid briefgeld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [clubhuis] Breda , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te Teteringen , gemeente Breda , in elk geval in Nederland, een of meerdere hoeveelheden kleingeld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [sportvereniging 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te Teteringen , gemeente Breda , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedragen en/of een of meerdere goederen uit de voorraad, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [sportvereniging 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, waarbij hijverdachte, een ruit van de keuken heeft vernield en/of een deur heeft vernield van een ruimte waar drank ligt opgeslagen en/of een kast heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te Teteringen , gemeente Breda , in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een deur en/of een kast, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [sportvereniging 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te Teteringen , gemeente Breda , in elk geval in Nederland, een telefoon en/of een doos Flügel en/of een of meerdere goederen uit de voorraad, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [sportvereniging 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
7
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 januari 2025 tot en met 17 januari 2025 te Breda , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen uit een of meerdere bergingen, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan
- [vereniging] [straat] [nummer 1] tot en met [nummer 2] en/of
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 8] en/of
- [benadeelde 9]
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, waarbij hij, verdachte
- de deur van de entreehal naar de kelderboxen heeft geforceerd en/of de deur naar de technische ruimte heeft geprobeerd te forceren en/of
- de (toegangs)deur heeft ingebeukt en/of
- de klink van de deur van de berging van [benadeelde 1] heeft losgeschroefd en/of de deur van de berging van [benadeelde 1] heeft ingetrapt en/of
- het slot van de deur van de berging van [benadeelde 8] heeft vernield en/of
- het slot van de deur van de berging van [benadeelde 9] heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 januari 2025 tot en met 17 januari 2025 te Breda , in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- de deur van de entreehal naar de kelderboxen en/of het slot van de deur van de technische ruimte, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [vereniging] [straat] [nummer 1] tot en met [nummer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- een (toegangs)deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [vereniging] [straat] [nummer 1] tot en met [nummer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- de deur van de berging en/of het slot van de deur van de berging, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- het slot van de deur van de berging, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- het slot van de deur van de berging, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
8
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2025 tot en met 1 mei 2025 te Breda , in elk geval in Nederland, een muziekbox en/of een oplaadkabel en/of een autolader, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118,