Op 20 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 25/1690 en 25/1691. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende, die zijn ingesteld omdat de inspecteur van de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende had op 11 juni 2024 verzocht om vermindering, maar de inspecteur heeft pas op 26 maart 2025 beslist. De rechtbank stelt vast dat het procesbelang bij de beroepen is komen te vervallen, omdat de inspecteur inmiddels op de verzoeken heeft beslist. Hierdoor zijn de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank draagt de inspecteur op om de beroepen als bezwaarschriften in behandeling te nemen en te beoordelen of de beslissingen van 26 maart 2025 en de dwangsombeschikking van 2 april 2025 terecht zijn genomen. Tevens moet de inspecteur het griffierecht van € 53,- aan de belanghebbende vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.