ECLI:NL:RBZWB:2025:3868

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
BRE 25/1690 en 25/1691
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de inspecteur van de Belastingdienst

Op 20 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 25/1690 en 25/1691. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende, die zijn ingesteld omdat de inspecteur van de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende had op 11 juni 2024 verzocht om vermindering, maar de inspecteur heeft pas op 26 maart 2025 beslist. De rechtbank stelt vast dat het procesbelang bij de beroepen is komen te vervallen, omdat de inspecteur inmiddels op de verzoeken heeft beslist. Hierdoor zijn de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank draagt de inspecteur op om de beroepen als bezwaarschriften in behandeling te nemen en te beoordelen of de beslissingen van 26 maart 2025 en de dwangsombeschikking van 2 april 2025 terecht zijn genomen. Tevens moet de inspecteur het griffierecht van € 53,- aan de belanghebbende vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 25/1690 en 25/1691

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen die belanghebbende heeft ingesteld, omdat de inspecteur volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met aanslagnummers [bsn 1] .H.76.01 en [bsn 2] .H.86.01.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Zijn de beroepen ontvankelijk?
3. Belanghebbende heeft op 11 juni 2024 verzocht om vermindering van de aanslagen. De inspecteur moet binnen acht weken beslissen op de aanvraag. [2] De inspecteur had dus uiterlijk 6 augustus 2024 moeten beslissen. Belanghebbende heeft de inspecteur op 28 februari 2025 in gebreke gesteld en op 19 maart 2025 beroep ingesteld.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur na het instellen van de beroepen alsnog de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering heeft genomen op 26 maart 2025. Ook heeft de inspecteur op 2 april 2025 een dwangsombeschikking genomen. Nu de inspecteur alsnog op de verzoeken heeft beslist, is het procesbelang aan de beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit komen te vervallen. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
3.2.
Op grond van de wet ziet het beroep ook op de alsnog genomen beslissingen. [3] De rechtbank heeft belanghebbende gevraagd of hij het eens is met de genomen beslissingen. Belanghebbende heeft te kennen gegeven dat hij dat pas weet nadat hij over alle stukken beschikt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de beroepen ook zien op de alsnog genomen beslissingen.
3.3.
Omdat de bezwaarfase nog niet is doorlopen, zal de rechtbank de zaken verwijzen naar de inspecteur voor een inhoudelijke behandeling. [4] De rechtbank zal de inspecteur daarom opdragen om de beroepen als bezwaarschrift in behandeling te nemen en te beoordelen of terecht geen ambtshalve verminderingen en geen dwangsom zijn toegekend. Omdat de inspecteur in de bezwaarprocedure mede moet beslissen over de dwangsom, kan de rechtbank in deze procedure geen dwangsom toekennen. [5]
3.4.
De rechtbank laat doorzending van de beroepen en de overige nadere stukken van belanghebbende achterwege, omdat de inspecteur hierover al beschikt.

Conclusie en gevolgen

4. De beroepen wegens niet tijdig beslissen zijn niet-ontvankelijk, omdat het procesbelang bij die beroepen is komen te vervallen. De rechtbank draagt de inspecteur op om de beroepen in behandeling te nemen als bezwaarschriften tegen de beslissingen van 26 maart 2025 en de dwangsombeschikking van 2 april 2025.
4.1.
Omdat terecht beroepen zijn ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op de verzoeken van belanghebbende, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft voor de beroepsfase geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • draagt de inspecteur op om de beroepen in behandeling te nemen als bezwaarschriften tegen de beslissingen van 26 maart 2025 en de dwangsombeschikking van 2 april 2025;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 53,- aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 20 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4:13, tweede lid van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:20, derde lid van de Awb.
4.Op grond van artikel 6:20, vierde lid van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 4:19 van de Awb.