In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Breda behandeld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, maar de heffingsambtenaar heeft niet tijdig beslist op dit bezwaar. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de heffingsambtenaar de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De heffingsambtenaar wordt opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verschuldigde dwangsom vast op € 1.442,- en bepaalt dat de heffingsambtenaar wettelijke rente moet betalen over dit bedrag vanaf 6 juni 2025. Daarnaast moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 53,- en proceskosten van € 453,50 aan belanghebbende vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.