ECLI:NL:RBZWB:2025:3893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/2836
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2025, met zaaknummer BRE 24/2836, wordt het beroep van belanghebbende B.V. behandeld. Het beroep betreft een verzuimboete opgelegd bij de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 371,-. De rechtbank legt uit dat als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, het beroep niet-ontvankelijk verklaard wordt, tenzij er een goede reden is voor het niet betalen.

De gemachtigde van belanghebbende heeft in april 2024 aangegeven dat belanghebbende niet in staat is het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft de gemachtigde de gelegenheid gegeven om dit beroep te onderbouwen, maar de gevraagde gegevens zijn niet overgelegd. De griffier heeft het beroep op betalingsonmacht afgewezen en belanghebbende is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen heeft belanghebbende het griffierecht niet tijdig betaald, zonder een verontschuldigbare reden te geven.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvindt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende. Het beroep ziet op de verzuimboete opgelegd bij de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019 met aanslagnummer [bsn] .V.96.0112.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 371,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Betalingsonmacht
4. Bij brief van 23 april 2024 heeft gemachtigde aangegeven dat belanghebbende niet in staat is het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Bij brief van 29 april 2024 is gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Gemachtigde heeft niet de gevraagde gegevens overgelegd. De griffier heeft vervolgens bij bericht van 27 mei 2024 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
5. De griffier heeft gemachtigde bij brief van 11 december 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. Bij brief 14 februari 2025 heeft belanghebbende nogmaals een beroep gedaan op betalingsonmacht. Bij brief van 19 februari 2025 is gemachtigde medegedeeld dat als een eerder beroep op betalingsonmacht is afgewezen, er niet nogmaals een beroep op gedaan kan worden. Gemachtigde is in dezelfde brief nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en dat het binnen vier weken moet zijn voldaan. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 20 februari 2025 om 13:30 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
6. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
7. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van R.M. Rosta, griffier, op 23 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.