ECLI:NL:RBZWB:2025:3924

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
BRE 25/1199, 25/1200, 25/2024 en 25/2025
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunningen voor geluidsschermen en padelbanen in Middelburg

Deze uitspraak betreft de door het college aan een tennisvereniging verleende omgevingsvergunningen voor de bouw van geluidsschermen en twee padelbanen op een perceel in Middelburg. De bezwaren van de verzoeker tegen deze vergunningen zijn afgewezen, waarna hij beroep heeft ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 27 juni 2025 geoordeeld dat de vergunningen terecht zijn verleend. De geluidsschermen vallen onder de bestemmingsomschrijving in het Omgevingsplan van de gemeente Middelburg, en de padelbanen voldoen aan de geldende normen, inclusief geluidsnormen. De verzoeker kreeg geen gelijk; zijn beroepen zijn ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 25/1199, 25/1200, 25/2024 en 25/2025
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2025 op de verzoeken om voorlopige voorziening en de beroepen in de zaken tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, college,
vertegenwoordigd door [naam 1] .
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij]uit [plaats] , [derde-partij] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over door het college aan [derde-partij] verleende omgevingsvergunningen voor zowel de bouw van geluidsschermen als de bouw van twee padelbanen op het perceel aan het [adres] (perceel). De bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunningen zijn afgewezen. Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld tegen de beslissingen op bezwaar. In beroep heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening. Hij voert een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de verleende omgevingsvergunningen.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat beide omgevingsvergunningen terecht zijn verleend. De geluidsschermen vallen onder de bestemmingsomschrijving in het Omgevingsplan gemeente Middelburg (omgevingsplan). Voor wat betreft de padelbanen gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat aan alle normen uit het omgevingsplan, inclusief de geluidsnormen, wordt voldaan. Verzoeker krijgt dus geen gelijk en de beroepen zijn dus ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op de beroepen en de beroepen ongegrond zijn, wijst zij het verzoek om een voorlopige voorziening af.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de bestreden besluiten en onder 4 is uitgewerkt waarom de voorzieningenrechter verzoeker ontvankelijk beschouwt (en dus toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken en de beroepen). De beoordeling door de voorzieningenrechter volgt vanaf 6. Daarbij gaat de voorzieningenrechter apart in op beide verleende omgevingsvergunningen. Aan het einde staat de beslissing van de voorzieningenrechter en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. [derde-partij] heeft op 4 november 2024 twee omgevingsvergunningen aangevraagd voor respectievelijk de bouw van geluidsschermen en de bouw van twee padelbanen op het perceel. Het college heeft de omgevingsvergunningen op 20 november 2024 verleend. Daarbij ziet het primaire besluit I op de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van de geluidsschermen en het primaire besluit II betreft de omgevingsvergunning voor de bouw van de padelbanen. Verzoeker heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt en tijdens de bezwaarprocedure aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft een tussentijds verzoek van verzoeker, om een ordemaatregel te treffen, afgewezen. Het college heeft in de beslissingen op bezwaar van 25 maart 2025 (bestreden besluit I en II) de bezwaren van verzoeker ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunningen in stand gelaten. Het bestreden besluit I ziet op de ongegrondverklaring van de bezwaren tegen de omgevingsvergunning voor de geluidsschermen en in het bestreden besluit II zijn de bezwaren tegen de bouw van de padelbanen ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit I en II beroep ingesteld, zodat de verzoeken om een voorlopige voorzieningen gelden als verzoeken gedaan tijdens de beroepsprocedure bij de rechtbank [1] .
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit I geregistreerd onder zaaknummer BRE 25/2025 en de procedure over de verzochte voorlopige voorziening betreft zaaknummer BRE 24/1199. Aan het beroep tegen het bestreden besluit II heeft de rechtbank zaaknummer BRE 25/2024 toegekend en de procedure over de relevante voorlopige voorziening betreft zaaknummer BRE 24/1200.
2.1.
Het college heeft op de verzoeken om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift. [derde-partij] heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken en de beroepen op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Verzoeker heeft aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college is vertegenwoordigd door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . [derde-partij] heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 4] en [naam 5] , bijgestaan door haar gemachtigde.
2.3.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is
gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op de beroepen van verzoeker daartegen [2] .
Totstandkoming van de bestreden besluiten
3. [derde-partij] is een in Middelburg gevestigde tennisvereniging die vanaf medio 2021 ook twee padelbanen exploiteert. Eind 2022 heeft [derde-partij] het plan opgevat om nog twee extra padelbanen te bouwen. Daartoe heeft [derde-partij] – mede ingegeven door klachten over geluidsoverlast uit de buurt – onderzoek laten doen naar de geluidsontwikkeling en het tegengaan van geluidsoverlast. Het plan om twee extra padelbanen te bouwen is medio 2023 verder ontwikkeld en aangevuld met een akoestisch onderzoek van 24 april 2023 door ‘ [bedrijf 1] ’. Een tweede geluidsonderzoek is in april 2024 uitgevoerd. Het college heeft het tweede geluidsonderzoek laten beoordelen door [bedrijf 2] en in het rapport van 26 juni 2024 zijn enkele kanttekeningen gemaakt. [derde-partij] heeft het eerder opgemaakte rapport van 12 april 2024 laten aanpassen in de rapportage van 21 oktober 2024 en heeft daarna de in overweging 2 aangehaalde omgevingsvergunningen aangevraagd. Na verlening van de omgevingsvergunningen heeft verzoeker tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter verwijst verder naar het in overweging 2 opgenomen procesverloop.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Ontvankelijkheid
4. [derde-partij] heeft in haar zienswijze naar voren gebracht dat verzoeker niet als belanghebbende beschouwd dient te worden. Volgens [derde-partij] heeft verzoeker vanaf zijn perceel geen zicht heeft op de geluidsschermen en de padelbanen en zijn de vergunningen enkel voor de bouw hiervan verleend. Het college heeft ter zitting aangegeven dit standpunt van [derde-partij] over te nemen.
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ziet het primaire besluit II op de technische bouwactiviteit en op de omgevingsplanactiviteit bouwen. Op grond van de aanhef van artikel 22.29, eerste lid, van het omgevingsplan heeft een verleende omgevingsvergunning niet alleen betrekking op de bouw, maar ook op het gebruik conform de bestemming. Aan de ingebruikname is inherent dat aan alle voorwaarden uit het omgevingsplan wordt voldaan, waaronder de geluidsvoorschriften. Verzoeker komt in het bijzonder op tegen de gevreesde geluidsoverlast. Daarom is verzoeker belanghebbende en zal de voorzieningenrechter de verzoeken en de beroepszaken inhoudelijk beoordelen.
Omvang van het geschil
5. De voorzieningenrechter beoordeelt of het college in de bestreden besluiten I en II respectievelijk de omgevingsvergunning voor de bouw van de geluidsschermen en de bouw van de padelbanen terecht in stand heeft gelaten.
5.1.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college de verleende omgevingsvergunningen terecht in stand gelaten?
6. Verzoeker voert aan dat de geluidsschermen niet als een bijbehorende voorziening bij de bestemming ‘Sport’ beschouwd kunnen worden. Het bestreden besluit I is daarom in strijd met het geldende omgevingsplan. De geluidsschermen zijn geen bijbehorende voorzieningen, omdat een scherm geen voorziening is die inherent en functioneel verbonden is met de bestemming ‘Sport’. De geluidsschermen zijn een afzonderlijk bouwwerk dat wordt geplaatst ter beperking van geluidsoverlast voor de omgeving. Bij de locatie en de constructie van de geluidsschermen is onvoldoende rekening gehouden met de mate van geluidsoverlast en de belangen van verzoeker. In het primaire besluit I is er aan de zijde van de woning van verzoeker geen geluidsscherm opgenomen. De schermen nemen, door het reflecterende karakter, het geluid in de richting van verzoeker niet weg er is onvoldoende rekening gehouden met de combinatie van geluid van het spel en het stemgeluid. Volgens verzoeker geldt normaliter dat stemgeluid en het geluid in de tuin niet worden beoordeeld bij de toetsing of een activiteit voldoet aan de geluidsgrenswaarde. Maar een dergelijke beoordeling is wel aan de orde als er van het omgevingsplan moet worden afgeweken. Omdat voor het realiseren van de geluidsschermen moet worden afgeweken van het omgevingsplan dient er dus een bredere beoordeling plaats te vinden en dient dus ook rekening te worden gehouden met het geluid in de tuin en het stemgeluid. Verzoeker voert verder aan dat de besluitvorming ten aanzien van de aanleg van de padelbanen gebaseerd is op regels uit oude bestemmingsplannen en dat die regels dateren uit een periode dat padel nog geen rol speelde. Dat is nu wel het geval en volgens verzoeker dient het gebonden besluit ter zake de verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van de padelbanen direct aan het evenredigheidsbeginsel te worden getoetst. Het college is in het bestreden besluit ten onrechte onvoldoende ingegaan op de door verzoeker aangeleverde akoestische onderzoeken. Volgens verzoeker volgt uit het onderzoek van 21 oktober 2024 dat, exclusief het stemgeluid en het verblijf in de tuin, de geluidsbelasting in de avondperiode op de gevel van de woning van verzoeker precies aan de grenswaarde van 45 Db(A) voldoet. Als het stemgeluid wordt meegenomen en het beoordelingspunt naar de tuin wordt verlegd (zoals hij bepleit) kan er niet aan de geluidsgrenswaarden worden voldaan. Hij doet ook een beroep op twee door [bedrijf 3] opgestelde documenten.
6.1.
Het college stelt dat op de locatie van het tennispark twee bestemmingsplannen van toepassing zijn die beiden deel uitmaken van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, namelijk het bestemmingsplan ‘Binnenstad’ (bp Binnenstad) en het bestemmingplan ‘ [locatie] ’ (bp [locatie] ). Beide bestemmingsplannen kennen de bestemming ‘Sport’ en de bestemmingsomschrijvingen en bouwregels zijn in beide bestemmingsplannen bijna gelijkluidend. De geluidsschermen kunnen als bijbehorende voorziening beschouwd worden. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld lichtmasten, ballenvangers en scoreborden. Ook is in beide bestemmingsomschrijvingen sprake van een niet-limitatieve opsomming van de betreffende voorzieningen. De vergunde geluidsschermen kennen een grotere minimale massa per vierkante meter dan in de Omgevingsregeling is opgenomen, er zijn geen grote kieren of openingen, de horizontale afmeting is groter dan de golflengte van het geluid en een verstrooiing van het geluid (dat op veel plaatsen wordt toegepast) zorgt voor de geluidsreductie. Dat blijkt ook uit het door ‘ [bedrijf 1] ’ opgemaakte rapport van 21 oktober 2024. Dat rapport is gebaseerd op de aanname dat alle banen gelijktijdig door vier spelers van een professioneel niveau worden bespeeld, rekening houdend met de landelijk gebruikelijke geluidsnorm voor padel. Verzoeker onderbouwt niet dat de reflecterende aard van de geluidsschermen zorgt voor een toename van de geluidsoverlast.
6.2.
[derde-partij] voert, in reactie op de gronden van verzoeker, aan dat de bestemmingsplanwetgever in 2011 en 2015 bewust geen onderscheid heeft gemaakt tussen de verschillende sporten en het geluid dat daarbij hoort. Padel wordt bovendien al vanaf 2006 in Nederland beoefend, zodat dit ook in de bestemmingsplannen meegenomen zal zijn. De geluidsschermen vallen onder de bestemmingsomschrijving uit de bestemmingsplannen. Er is geen aanleiding om op basis van het evenredigheidsbeginsel af te wijken van de gebonden beschikking. Aan alle geluidsnormen wordt voldaan en de door verzoeker ingeschakelde deskundige is geen geluidsdeskundige.
6.3.
Voor beide bestreden besluiten geldt dat partijen het er over eens zijn dat deze besluiten gebaseerd zijn op de Omgevingswet (Ow) en dat de voormalige in overweging 6.1 aangehaalde bestemmingsplannen via de zogenaamde ‘bruidsschat’ onderdeel uitmaken van het omgevingsplan. In beide bestemmingsplannen is ook een bestemming ‘Sport’ opgenomen: voor bp Binnenstad is dat artikel 25 van de planvoorschriften en in bp [locatie] is die bestemming in artikel 13 van de planvoorschriften opgenomen. De voorzieningenrechter zal eerst de omgevingsvergunning voor de geluidsschermen (bestreden besluit I) beoordelen en daarna de omgevingsvergunning voor de bouw van de padelbanen (bestreden besluit II).
Geluidsschermen
6.4.
Verzoeker voert aan dat de geluidsschermen niet als bijbehorende voorzieningen in de zin van de bestemmingsomschrijving ‘Sport’ gekwalificeerd kunnen worden. Uit het dossier volgt dat in geen van deze bestemmingsplannen een definitie van een geluidsscherm is opgenomen. De voorzieningenrechter verwijst naar de vaste rechtspraak [3] over dit leerstuk, namelijk dat de op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behorende regels bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of een activiteit in strijd is met het bestemmingsplan. Als een planregel duidelijk is, moet deze omwille van de rechtszekerheid letterlijk worden uitgelegd. De rechtszekerheid vereist dat er uitgegaan kan worden van wat in een bestemmingsplan is bepaald. Als een letterlijke uitleg niet mogelijk is, dan moet het bestemmingsplan worden uitgelegd aan de hand van de plantoelichting en anders kan aansluiting worden gezocht bij de definities in andere wet- en regelgeving, of bij het normale spraakgebruik. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maken de hiervoor aangehaalde bestemmingsomschrijvingen van de bestemming ‘Sport’ in beide bestemmingsplannen geen onderscheid in het soort bij de bestemming behorende voorzieningen en er is ook geen sprake van een limitatieve opsomming van voorzieningen. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom geluidsschermen niet als bij de bestemming ‘Sport’ behorende voorzieningen gekwalificeerd kunnen worden. Bij een dergelijke voorziening gaat het om de facilitering van de activiteit van de bestemming. Daar voldoen de geluidsschermen aan. Dat betekent dus dat een letterlijke uitleg van de bestemmingsomschrijving ‘Sport’ in beide bestemmingsplannen mogelijk is en dat het college de geluidsschermen terecht onder deze bestemmingsomschrijving heeft vergund. Voor wat betreft de beroepsgrond dat de geluidsschermen niet adequaat zijn om overtreding van de geluidsnormen te voorkomen, overweegt de voorzieningenrechter dat deze grond niet tot weigering van de omgevingsvergunning kan leiden. Het gebruik van geluidsschermen is namelijk geen activiteit die geluid produceert en kan dus ook niet dienen als weigeringsgrond. Het beroep tegen de vergunde geluidsschermen slaagt niet.
Padelbanen
6.5.
De tegen de bouw van de padelbanen aangevoerde beroepsgronden zijn nagenoeg volledig afhankelijk van de uitkomst van de gronden tegen de vergunde geluidsschermen. Omdat de voorzieningenrechter in de vorige overweging heeft geoordeeld dat de geluidsschermen vallen onder de bestemmingsomschrijving ‘Sport, resteert in feite alleen de grond van verzoeker dat er via een toets aan het evenredigheidsbeginsel van de gebonden beschikking afgeweken moet worden. Verzoeker heeft in beroep verwezen naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 26 maart 2024 [4] . Voor wat betreft de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van een gebonden besluit dat op een algemeen verbindend voorschrift berust, oordeelt het CBb in die uitspraak dat een dergelijk besluit in beginsel evenredig is. Niettemin kunnen er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de toepassing van het algemeen verbindende voorschrift in het concrete geval voor een of meer belanghebbenden zo zeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift achterwege moet blijven.
6.6.
Verzoeker voert in dat kader aan dat de planwetgever destijds – bij het vaststellen van de relevante bestemmingsplannen [5] – onvoldoende oog heeft gehad voor de combinatie van de intensiteit van padel en de gemiddelde spelbeleving bij de spelers, zodat de gehanteerde normen op basis van het omgevingsplan ertoe leiden dat er voor verzoeker een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat. En dat moet dan gecorrigeerd worden door een rechtstreekse toetsing van de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van de padelbanen aan het evenredigheidsbeginsel. De voorzieningenrechter leidt uit het dossier af dat de bestemmingsomschrijving ‘Sport’ geen onderscheid maakt naar de aard van de sport. Het college heeft ter zitting bovendien aangegeven dat ook in de overige bestemmingsplannen een vergelijkbare bestemmingsomschrijving voor de bestemming ‘Sport’ was opgenomen. Verzoeker heeft dat niet bestreden en de voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat het voor de bestemmingsomschrijving ‘Sport’ in beginsel niet relevant is welke sport er feitelijk wordt beoefend. Daarnaast geldt dat in het omgevingsplan diverse soorten normen zijn opgenomen – zoals bijvoorbeeld normen voor het geluid – waar een activiteit aan moet voldoen. Deze normen zijn inhoudelijk hetzelfde als de normen die voorheen – op grond van het voormalige Activiteitenbesluit – op de voormalige bestemmingsplannen van toepassing waren. Ook voor deze normen gold dat deze op alle activiteiten van toepassing waren. Het maakt dus niet uit of het bijvoorbeeld gaat om voetbal, padel, tennis of hockey. Daarnaast maakt de voorzieningenrechter uit het dossier op dat er, in aanloop naar de verlening van de omgevingsvergunningen, meerdere geluidsrapporten zijn opgemaakt. Op verzoek van het college heeft [bedrijf 2] het door ‘ [bedrijf 1] ’ opgemaakte rapport van 12 april 2024 nader beoordeeld en van een aantal aanbevelingen voorzien. In het uiteindelijke rapport van 21 oktober 2024 heeft [bedrijf 1] deze aanbevelingen verwerkt. Op basis van dat rapport en de daarin opgenomen berekeningen (inclusief de geluidsschermen, berekening op de gevel en exclusief stemgeluid) gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de voor verzoeker relevante geluidswaarden onder de maximale normen liggen. Verzoeker heeft daartegen in zijn beroepschrift tegen de padelbanen ook geen beroepsgronden gericht. Al met al is er, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, geen sprake van een zodanige situatie dat vanwege onevenwichtigheid de omgevingsvergunning voor de bouw van de padelbanen had moeten worden geweigerd. Het beroep tegen deze verleende omgevingsvergunning is eveneens ongegrond.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunningen voor de bouw van de geluidsschermen en de padelbanen in stand blijven. Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker krijgt daarom in geen van de procedures het griffierecht terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten I en II ongegrond;
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 27 juni 2025 gedaan door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over de beroepen, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over de beroepen. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Tegen deze uitspraak, voor zover deze gaat over de voorlopige voorzieningen, staat geen hoger beroep open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Omgevingswet (Ow)
Artikel 4.1 eerste lid: 1. Bij omgevingsplan, waterschapsverordening en omgevingsverordening kunnen met het oog op de doelen van de wet regels worden gesteld over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.
Artikel 5.1, eerste lid, sub a en tweede lid, sub a: 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten: a. een omgevingsplanactiviteit; 2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten: a. een bouwactiviteit;
Artikel 5.18, eerste lid: 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1.
Artikel 5.20, eerste lid, sub b en tweede lid: 1. Voor een bouwactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op: b. het beschermen van de gezondheid, 2. De regels strekken ertoe dat de omgevingsvergunning alleen wordt verleend als aannemelijk is dat wordt voldaan aan de regels over bouwactiviteiten (…) of daarover gestelde maatwerkregels, (…).
Artikel 5.21, eerste lid, en tweede lid, sub a en b: 1. Voor een omgevingsplanactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, met het oog op de doelen van de wet. 2. De regels strekken er in ieder geval toe dat: a. de omgevingsvergunning wordt verleend met toepassing van daarvoor in het omgevingsplan gestelde regels, b. de omgevingsvergunning ook kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties,
Bijlage IVh Omgevingsregeling
Eisen aan afschermende objecten Een object wordt als scherm in rekening gebracht als: - de massa per eenheid van oppervlakte tenminste 10 kg/m2 bedraagt;
- het object geen grote kieren of openingen heeft; (….);
- de horizontale afmeting dwars op de lijn van bron naar immissiepunt groter is dan de golflengte ∆ van het geluid.
Bestemmingsplan Binnenstad (Bp Binnenstad)
Artikel 25.1: De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (veld)sport; b. ondergeschikte horeca; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.
Artikel 25.2.1, sub a: Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden zijn overige bouwwerken ten dienste van de in artikel 25.1 aangegeven bestemming toegestaan;
Artikel 25.2: De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of inhoud van een overig bouwwerk, bedraagt ten hoogste:
Bouwwerk
Goothoogte
Bouwhoogte
Oppervlakte/inhoud
a.
Overige bouwwerken
-
9m
Bestemmingsplan [locatie] (Bp [locatie] )
Artikel 13.1: De voor sport aangewezen honden zijn bestemd voor: a. (veld)sport; b. ondergeschikte horeca; c. bij deze functie behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
Artikel 13.2.1, sub a, onder 2: Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden worden gebouwd: 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Artikel 13.2.2 De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven mate:
Bouwwerk
Goothoogte
Bouwhoogte
Oppervlakte/inhoud
b.
Bouwwerken geen gebouwen zijmde
-
9m
-
Artikel 13.3, sub b: Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels: b. nieuwe bebouwing en sportvelden dient op tenminste 50 m afstand van geluidsgevoelige objecten te worden gerealiseerd.
Omgevingsplan gemeente Middelburg (Omgevingsplan)
Artikel 22.29, eerste lid: 1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als: a. de activiteit niet in strijd is met de in dit omgevingsplan gestelde regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken (…);
Artikel 22.54, eerste lid: 1. Paragraaf 22.3.4 is van toepassing op het geluid door een activiteit op of in een geluidgevoelig gebouw dat is toegelaten op grond van een omgevingsplanactiviteit of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.
Artikel 22.56: Onverminderd artikel 22.41 worden voor de toepassing van paragraaf 22.3.4 als één activiteit beschouwd, meerdere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie en die: a. rechtstreeks met elkaar samenhangen en met elkaar in technisch verband staan; of b. elkaar functioneel ondersteunen.
Artikel 22.57, sub a: De waarden voor het geluid door een activiteit gelden: a. als het gaat om een geluidgevoelig gebouw: op de gevel;
Artikel 22.63, eerste lid: 1. Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door een activiteit op een geluidgevoelig gebouw, niet hoger dan de waarde, bedoeld in tabel 22.3.1.
Tabel 22.3.1 Waarde voor geluid op een geluidgevoelig gebouw
07.00 – 19.00 uur
19.00 – 23.00 uur
23.00 – 07.00 uur
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAR,LT als gevolg van activiteiten
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
Maximaal geluidniveau LAmax als gevolg van activiteiten
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
Artikel 22.70, eerste lid, sub a en b en tweede lid: 1. Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoelt in de artikelen 22.63 tot en met 22.69 en 22.71, blijft buiten beschouwing: b. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein; c. het stemgeluid van bezoekers op het open terrein bij sport- of recreatieactiviteiten; 2. Bij het bepalen van het maximale geluidsniveau (LAmax), bedoeld in artikel 22.63 tot en met 22.67 en 22.69, blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van: a. het komen en gaan van bezoekers bij een activiteit waarvan horeca-, sport- of recreatieactiviteiten de kern vormen; of b. bij het verrichten in de open lucht van sportactiviteiten of activiteiten die hiermee in nauw verband staan.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:86 van de Awb maakt dat mogelijk.
3.Bijvoorbeeld AbRS 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:607 en AbRS 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2176.
4.CBb 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.
5.Tussen partijen is niet in geschil dat bestemmingsplannen en het omgevingsplan beschouwd kunnen worden als algemeen verbindende voorschriften.