ECLI:NL:RBZWB:2025:3975

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/1372 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na auto-ongeval

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die na een auto-ongeval op 12 mei 2020 met whiplash en PTSS uitviel, had een WIA-uitkering aangevraagd die door het UWV op 6 juli 2022 werd geweigerd. Eiser maakte bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 3 januari 2024. De rechtbank behandelde de zaak op 13 mei 2025, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De beoordeling was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiser hebben onderzocht. Eiser had aangevoerd dat zijn beperkingen niet goed waren vastgesteld en dat hij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen. De rechtbank oordeelt echter dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische feiten zijn gepresenteerd die de conclusie van het UWV zouden kunnen ondermijnen.

De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser in hun beoordeling hebben meegenomen en dat er geen aanwijzingen zijn dat de medische situatie van eiser ernstiger is dan vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering per 12 mei 2022 terecht was. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1372 WIA

uitspraak van 24 juni 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 6 juli 2022 (primair besluit) geweigerd per
12 mei 2022 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 3 januari 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2025, gelijktijdig met het beroep BRE 24/3072 ZW, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het UWV mr. H.M. van Gent.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit (onder meer) aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 12 mei 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Totstandkoming bestreden besluit
4. Eiser is werkzaam geweest als pakketbezorger voor 36 uur per week. Voor dat werk is hij op 14 mei 2020 uitgevallen na een auto-ongeval. Als diagnose werd gesteld whiplash trauma met posttraumatische stressklachten (PTSS). Bij einde wachttijd per 12 mei 2022 heeft het UWV met het primaire besluit de door eiser aangevraagde WIA-uitkering afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Na het bezwaar van eiser heeft het UWV de afwijzing van de WIA-uitkering in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1.
Verzekeringsarts [deskundige 1] heeft het dossier bestudeerd en een telefonisch spreekuur met eiser gehouden op 23 juni 2022. Tijdens een spreekuur op 10 maart 2022 werd eiser lichamelijk en psychisch onderzocht door arts [deskundige 2] . Ook is informatie opgevraagd bij de behandelaars van eiser. Uit de medische correspondentie blijkt dat eiser een poliklinisch revalidatietraject heeft gevolgd dat voortijdig werd afgebroken vanwege op de voorgrond staande psychische klachten. Eiser werd behandeld bij Emergis voor PTSS en een depressie. De EMDR-therapie is eerder al vroegtijdig gestaakt wegens spanningsklachten en therapie bij de psycholoog is sinds kort niet meer hervat. Uit de anamnese blijkt dat er sprake is van continue aanwezige pijnklachten in het hoofd, de nek, de borst, de schouders en de onderrug. Er is ook sprake van nachtrustproblematiek en cognitieve klachten. Er zijn geen aanwijzingen voor ernstige problematiek, gezien het ontbreken van neurologische stoornissen en/of evidente psychopathologie c.q. cognitieve stoornissen. Als gevolg van medicatie kunnen wel enige cognitieve klachten worden verklaard. Deze bevindingen overwegende komt de verzekeringsarts tot de conclusie dat sprake is van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, waarbij sprake is van een consistent en plausibele samenhang met beperkingen in het persoonlijk functioneren (omgaan met werkdruk ten aanzien van veelvuldige deadlines, verhoogd persoonlijk risico), fysieke omgevingseisen (trillingen) en dynamische en statische belasting van nek en schouders (afwisselen van houdingen). Omdat eiser geadviseerd is te bewegen acht de verzekeringsarts geen reden aanwezig voor een urenbeperking in goed passend werk. Ook het dagverhaal geeft geen aanleiding tot een urenbeperking.
5.2.
Verzekeringsarts b&b [deskundige 3] heeft het dossier bestudeerd en met eiser op
13 november 2023 een spreekuur gehouden. De verzekeringsarts b&b heeft aanvullend de beperking ten aanzien van beroepsmatig chauffeuren aangenomen vanwege medicatie gebruik. Getoetst aan het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) bestaat geen aanleiding om te stellen dat er op medische gronden geen benutbare mogelijkheden zijn. De in de primaire fase aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn passend, daar rekening wordt gehouden met de verminderde stressbestendigheid van eiser. Gebleken is dat eiser in staat is om met het openbaar vervoer te reizen, boodschappen te doen, sociale contacten te onderhouden en feiten te benoemen. Ook zijn de aangenomen fysieke beperkingen passend daar rekening wordt gehouden met het feit dat eiser aangewezen is op fysiek lichte arbeid. Eiser heeft alleen fysiotherapie. Vervolgbehandelingen bij de neuroloog waren niet nodig. Uit de hoorzitting blijkt verder dat er geen fysieke aandoeningen zijn gemist. Bij het vaststellen van de beperkingen is niet doorslaggevend hoe de klachten worden ervaren, maar wat medisch objectief is vast te stellen. In bezwaar werd geen medische informatie aangeleverd waaruit blijkt dat sprake is van een ernstigere medische situatie of van ernstigere beperkingen. Verder wordt opgemerkt dat behandelaren niet gaan over arbeidsongeschiktheid. De behandelaren zijn veelal onbekend met de criteria die gehanteerd worden om tot een juiste afweging te komen
voor de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 december 2023.
5.3.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat meer beperkingen moeten worden aangenomen. De psychische klachten zorgen voor een beperking in het vasthouden en verdelen van de aandacht, items 1.1 en 1.2 alsmede in herinneren. De psychiater van Emergis bericht de huisarts op 29 april 2022 dat de lichamelijke klachten aanhouden en dat weinig psychiatrische verbetering wordt gezien. Na het auto-ongeval op 12 mei 2020 volgde eiser een revalidatietraject. De psychische klachten stonden een herstel in de weg. De behandelend fysiotherapeut geeft desgevraagd aan dat de te lopen afstand beperkt is tot 250 tot 500 meter. Eiser kan verder maximaal een half uur ondersteund door kussens zitten, zodat voor het item zitten tijdens werk “sterk beperkt minder dan 4 uur” aangenomen behoort te worden. Staan tijdens het werk is volgens eiser ook sterk beperkt. Uit de medische rapportages blijkt dat eiser slecht slaapt, overdag in slaap valt en kampt met depressieve klachten. Een urenbeperking lijkt hierdoor medisch geïndiceerd. Eiser heeft verder aangevoerd dat de beperkingen in de FML van 9 juni 2021 van Werk en de Mens moeten worden overgenomen door de verzekeringsarts b&b, met die opmerking dat ook een urenbeperking moet worden aangenomen en dat item 5.2 (zitten) verder beperkt moet worden.
Verder heeft eiser aangevoerd dat inmiddels sprake is van een chronisch pijnsyndroom waarvoor verwijzing naar psychosomatische fysiotherapie heeft plaatsgevonden. Deze wekelijkse psychosomatische fysiotherapie ontvangt eiser naast de door de neuroloog voorgeschreven wekelijkse fysiotherapie. Eiser werd voor de psychische klachten doorverwezen naar Emergis en is nog steeds onder behandeling bij psychiater [deskundige 4] . De psychiater spreekt over een PTTS inclusief de posttraumatische stressstoornis bij kinderen, een depressieve stemmingsstoornis door een somatische aandoening en een ongespecificeerde slaapwaakstoornis. Met de duiding van de klachten door de verzekeringsarts b&b kan eiser zich niet verenigen.
Er wordt over onvoldoende financiële middelen beschikt om zelf een onafhankelijke expertise door een verzekeringsarts te bekostigen. Reden waarom eiser verzoekt tot benoeming van een onafhankelijke deskundige over te gaan.
Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat de bevindingen van de arts [deskundige 2] moeten worden gevolgd, omdat zijn gesprek met deze arts beter is verlopen en deze arts stukken bij zijn behandelaars heeft opgevraagd. Van deze bevindingen had een apart verslag moeten worden opgesteld. Verder heeft eiser ter zitting aangevoerd dat de verzekeringsarts (b&b) overleg had moeten plegen met de bedrijfsarts, omdat er tot twee keer toe een re-integratie blokkerend advies is gegeven.
5.4.
De verzekeringsarts b&b van het UWV ziet in de beroepsgronden van eiser geen aanleiding om het standpunt te wijzigen. De ingebrachte medische informatie was al bekend. Verder zijn geen nieuwe medische feiten ingebracht. Hoewel eiser in beroep stelt dat de FML van de bedrijfsarts overgenomen moet worden, is er geen aanleiding voor aanvullende beperkingen. In de bedrijfsgeneeskunde wordt de FML als hulpmiddel gebruikt om in algemene termen een beeld te schetsen van de belastbaarheid in het kader van verzuimbegeleiding. Er wordt geen gebruik gemaakt van de vigerende Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) definities en invulinstructies. De FML opgesteld door de bedrijfsarts dient niet ten behoeve van functieduiding in een WIA procedure. Een dergelijk gebruik van de FML behoort ook niet tot het takenpakket van de bedrijfsarts en de bedrijfsarts is daar niet voor opgeleid. Getoetst aan de verzekeringsgeneeskundige Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (Standaard Duurbelasting) bestaat geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. Uit de primaire rapportage blijkt dat eiser een vrij gevuld dagverhaal heeft met diverse activiteiten. Dit wordt bevestigd tijdens de hoorzitting. Verder blijkt tijdens de hoorzitting dat eiser geen goed slaap-waakritme heeft, hij gaat niet op vaste tijden naar bed of staat op uit bed. Er kan gesproken worden van een slechte slaaphygiëne. Dit wordt bevestigd door het feit dat eiser overdag in slaap valt op de bank en daarom later moeilijk in slaap valt. Een slechte slaaphygiëne is geen gevolg van ziekte of gebrek. Wanneer rekening gehouden wordt met de reeds gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid wordt voorzien in voldoende lage energetische belasting.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek van het UWV op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten en dat de medische informatie die aanwezig is in het dossier betrokken is in hun beoordeling. Er zijn geen aanwijzingen dat de verzekeringsartsen informatie misten om tot een zorgvuldige beoordeling te komen. Eiser is daarnaast zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase door een (verzekerings)arts gezien.
De rechtbank stelt vast dat de bevindingen van arts [deskundige 2] tijdens het onderzoek in de primaire fase zijn opgenomen in de rapportage van 23 juni 2022. Vervolgens heeft verzekeringsarts [deskundige 1] een telefonisch spreekuur met eiser gehouden. Uit vaste rechtspraak volgt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is te achten als een geregistreerde verzekeringsarts het rapport van een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts beoordeelt, waarbij de verzekeringsarts de beschikking heeft over het gehele dossier en het rapport mede ondertekent. Voor zover hier al sprake zou zijn van een gebrek, dan is dit bovendien in bezwaar hersteld met het spreekuurcontact met de verzekeringsarts b&b. Dit is in lijn met vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] .
5.6.
Verder overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Eiser wijst op de overwegingen van de arbeidsdeskundige in de rapportage beoordeling re-integratieverslag van 5 juli 2022, dat de bedrijfsarts moet worden geraadpleegd als de verzekeringsarts het niet eens is met de bedrijfsarts, maar deze overwegingen houden verband met de beoordeling van de re-integratieverplichtingen door de werkgever en niet de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser. Het is vaste rechtspraak van de CRvB dat voor het verschil tussen het oordeel van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts b&b er niet aan voorbij kan worden gegaan dat een door de bedrijfsarts opgestelde FML bedoeld is om de re-integratiemogelijkheden van de betrokkene in kaart te brengen en dus een ander doel heeft dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. [2] De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te sluiten bij de FML van de bedrijfsarts.
De in beroep ingebrachte medische informatie bevat voor het merendeel geen nieuwe informatie over de klachten van eiser. Deze informatie is dan ook al meegenomen door de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling. Door de verzekeringsarts b&b werd immers al gesproken over een pijnsyndroom en PTSS. De verwijzing naar psychosomatische fysiotherapie is daarnaast van na de datum in geding.
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen beperkingen hebben aangenomen op persoonlijk en sociaal gebied vanwege eisers medicijngebruik. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat de beperkingen op dit gebied zijn onderschat. De rechtbank kan de overwegingen van de verzekeringsarts volgen dat er geen aanwijzingen zijn voor ernstige problematiek vanwege het ontbreken van neurologische stoornissen en/of evidente psychopathologie c.q. cognitieve stoornissen.
De rechtbank overweegt over de door eiser gestelde noodzaak van een urenbeperking dat hiervoor pas aanleiding is, als met het stellen van beperkingen in de andere rubrieken van de FML niet voldoende aan de voor eiser geldende beperkingen tegemoet kan worden gekomen. De criteria voor het aannemen van een beperking voor werktijden, zoals een urenbeperking, zijn neergelegd in de Standaard Duurbelastbaarheid. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in zijn motivering waarom voor zo’n beperking geen onderbouwing is te vinden in de beschikbare medische gegeven dan wel de eigen onderzoeksbevindingen.
Niet gebleken is dat in de FML van 18 december 2023 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eiser heeft verzocht, een onafhankelijke deskundige te benoemen op de grond dat hij niet de financiële middelen heeft om zelf een expertise te laten verrichten. Er zijn geen aanwijzingen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij het onderbouwen van het standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Eiser heeft in de beroepsprocedure de mogelijkheid om bijvoorbeeld met het overleggen van medische gegevens het standpunt van de verzekeringsarts b&b te betwisten. Hiertoe heeft eiser voldoende ruimte gehad en heeft daarvan ook gebruik gemaakt door informatie over te leggen van onder meer de revalidatiearts, de huisarts, de bedrijfsarts en de psychiater. Niet is gebleken dat eiser daarvoor niet de financiële middelen had. Deze informatie is naar zijn aard geschikt om twijfel te zaaien aan de beoordeling door de verzekeringsartsen van het UWV en vormt dus een redelijke mogelijkheid voor eiser om de rechtbank van zijn standpunt te overtuigen. Omdat er geen twijfel is over de juistheid van de medische beoordeling, wordt er ook op die grond geen aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige te benoemen. [3]
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker confectie, kleermaken (Sbc-code 272042), Productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043) en Parking host (Sbc-code 261011).
6.1.
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser verwezen naar de verdergaande medische beperkingen zoals opgenomen in de door de bedrijfsarts opgestelde FML. Eiser geeft aan veel pijn te ervaren en in het dagelijks leven afhankelijk te zijn van hulp van zijn echtgenote, bijvoorbeeld bij het douchen. Hij acht zichzelf tot geen enkele arbeid in staat. In de functies productiemedewerker confectie dient te worden samengewerkt met collega’s, een samenwerking die volgens de bedrijfsarts gezien het tempo van eiser niet haalbaar is. In de functies productiemedewerker dient gedurende de gehele werkdag gezeten te worden hetgeen fysiek niet haalbaar is voor eiser. De parking host dient dagelijks 4 uur te lopen hetgeen eiser evenmin haalbaar acht. In de functie parking host dienen klanten te woord gestaan te worden bij problemen, onbevoegde personen geweerd te worden en indien nodig de politie te worden gewaarschuwd. Gezien de psychische problemen gaat dit de mogelijkheden van eiser te boven. De concentratieproblemen en vergeetachtigheid door medicatie maken dat de geduide functies bezwaarlijk kunnen worden uitgeoefend. Nauwgezetheid is in alle functies noodzakelijk. In de functie productiemedewerker confectie, bestaat prikgevaar en snijgevaar. In de functiebeschrijving wordt gesproken over strijken van het kledingstuk zodat ook sprake is van verbrandgevaar. De gebruikte medicatie maakt eiser bovendien ongeschikt voor de functie productiemedewerker, geen textiel. Ook hier wordt gewerkt met naaimachine, schaar en tornmesje.
6.2.
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit grotendeels voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.6 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Uit de door de arbeidsdeskundige b&b opgestelde resultaat functiebeoordeling volgt dat het aspect van verhoogd persoonlijk risico een kenmerkende belasting is in de geselecteerde functie productiemedewerker confectie, kleermaken, vanwege het risico bij lostrekken van draad en knipwerkzaamheden. Volgens de arbeidskundige b&b is deze functie voor eiser toch geschikt, omdat het verhoogd persoonlijk risico gering is en maar een van de onderdelen van de werkzaamheden. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat deze functie past binnen de voor eiser vastgestelde belastbaarheid en dus voor hem geschikt is. Met betrekking tot de stelling van eiser dat er ook brandgevaar bestaat in deze functie en dat in de functie productiemedewerker, geen textiel, ook prik- en snijgevaar bestaat, overweegt de rechtbank dat een verhoogd persoonlijk risico op deze punten geen kenmerkende belasting is, zodat geen reden bestaat om daarom niet van de geschiktheid van die functies uit te gaan.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 12 mei 2022.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 12 mei 2022. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 24 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) en 21 december 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2463).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:266).
3.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 1 maart 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:372).