4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op 9 augustus 2023 is [medeverdachte 1] door de politie aangehouden voor het bezit van een blok hasj. In de door hem bestuurde personenauto werden naast de hasj onder meer een veiligheidsbril, lege flessen bio-ethanol en een tweetal Samsung telefoons aangetroffen. Er lagen tevens meerdere kledingstukken en schoenen in de auto, die volgens de betrokken verbalisanten sterk naar anijs roken. Een dergelijke geur is bij verbalisanten ambtshalve bekend als geur die in een drugslaboratorium waar synthetische drugs worden vervaardigd hangt. Ook werd een autosleutel van een Volkswagen met het [kenteken] gevonden.
Op één van de Samsung-telefoons werd een filmpje, gemaakt op 18 juli 2023, aangetroffen. Hierop is een loods met een in werking zijnd drugslaboratorium te zien, evenals een ruimte met een raam waarop een doek of poster is bevestigd met de tekst ‘ [B.V. 1] ’ (in spiegelbeeld). Een bedrijf met deze benaming bleek te zijn gevestigd aan de [adres] .
Op 10 augustus 2023 vond een doorzoeking plaats in het bedrijfspand aan de [adres] . Daarin werd een professioneel operationeel drugslab aangetroffen voor de productie van BMK en metamfetamine. Het lab was opgesplitst in verschillende ruimtes waar drugsgerelateerde goederen, zoals laboratoriumbenodigdheden, chemicaliën, afvalstoffen en eindproducten aanwezig waren. In de centrifugeruimte bevond zich circa 20 gram metamfetamine en in totaal circa 4,3 kg pasta, zijnde metamfetaminetartraat. Deze centrifugeruimte en ook de vries- en koelruimtes waren nog in opbouw. Vanuit de opslag/leefruimte in het lab was een doorgang of luik naar de naastgelegen hallen, waar onder meer valmatten en opblaasbare speeltoestellen lagen opgeslagen. In een andere direct vanuit het lab toegankelijke ruimte stonden tevens een aantal zeecontainers. In één van die containers stonden een grote en kostbare partij pre-precursoren, chemicaliën en verpakkingen welke in relatie staan tot de activiteiten in het aangetroffen laboratorium. Weliswaar was de metamfetamine productie al op kleine schaal in gang gezet, maar de aanwezige apparatuur en de grote hoeveelheden chemicaliën wijzen op een aanzienlijke vergroting van de capaciteit en productie. In totaal was er 526 liter BMK geproduceerd, die grotendeels in de voormelde container werd bewaard.
In het lab werd [medeverdachte 2] aangetroffen en aangehouden.
De betrokkenheid van verdachte bij het lab
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte betrokken is geweest bij dit drugslab. Uit de bewijsmiddelen leidt zij het volgende af.
In het bedrijfspand aan de [adres] was niet alleen [B.V. 1] gevestigd, maar ook (onder meer) [B.V. 2] . Voor beide bedrijven geldt dat [B.V. 3] de enig aandeelhouder is. Verdachte is de bestuurder en eigenaar van [B.V. 3] Zijn levenspartner [medeverdachte 3] heeft een volledige volmacht voor dit bedrijf. Het lab bevond zich in een deel van het pand dat door [B.V. 2] werd gehuurd. Dat deel werd echter per 19 mei 2023 onderverhuurd aan [naam 1] voor een bedrag van € 38.500,--, exclusief € 3.330,-- servicekosten per jaar. Daaraan ten grondslag ligt een huurovereenkomst. Verdachte heeft de onderhuur verzorgd. Ook heeft hij de in het lab aangetroffen toiletunit geregeld.
In de aanvoerruimte van het lab werd een toiletwagen met douche aangetroffen, die door verdachte was gehuurd. In de opslag/leefruimte van het lab werd een router gevonden met een SIM-kaart op naam van [B.V. 2] Op een door de politie gemaakte foto van diezelfde ruimte is te zien dat in een pop-up tentje een trui met de opdruk ‘ [tekst 1] ’ ligt. Dit is relateren aan één van de firma’s van verdachte.
Direct aangrenzend aan het lab waren opslagruimtes gesitueerd, die nog altijd in gebruik waren bij [B.V. 2] en niet waren onderverhuurd. Alle ruimtes waren vanuit het lab via het luik vrij te betreden. In één van deze ruimtes stonden meerdere zeecontainers en diverse opblaasbare toestellen. De politie trof in één van deze containers dozen en jerrycans met de volgende (pre-)precursoren aan: 300 liter BMK-olie, 175 kg natriumzout van BMK-glycidezuur en 275 kg ethylester PMK-glycidezuur. Deze chemicaliën kunnen allemaal worden gebruikt voor de (verdere) vervaardiging van synthetische drugs.
In dezelfde container lagen eveneens meerdere overalls met de opdruk ‘ [tekst 1] ’. Voor een van de containers stond een 200-liter vat dat methanol bevatte en was voorzien van gevaarsetiketten voor brandbare en giftige stoffen. In een ruimte naast de containers stond een vat met 200 liter zure BMK-vloeistof tussen stapels met in plastic verpakte valmatten van [B.V. 2] Opvallend is, dat soortgelijke geel/zwarte matten ook lagen in de opslag/leefruimte van het lab.
Daarnaast zijn er links te onderscheiden van verdachte naar medeverdachten die (directe) bemoeienis hebben gehad met het lab.
Zo is in beide telefoons van [medeverdachte 1] het telefoonnummer [telefoonnummer] van verdachte opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 1] ’. [medeverdachte 1] noemt zichzelf in zijn toestellen ‘ [bijnaam 2] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’. [medeverdachte 1] en verdachte blijken onder meer op 31 juli 2023 en
9 augustus 2023 contact te hebben gehad. Op laatstgenoemde datum om 18.51 uur en 18.52 uur stuurde [medeverdachte 1] alias ‘ [bijnaam 3] ’ de volgende berichten naar verdachte:
“10 min”, “Kan je zo ff bij opslag komen”, “Joo ben je op kantoor?” De toon van dit bericht is amicaal, niet formeel wat ook geldt voor het tijdstip, namelijk gelegen buiten kantooruren.
De naam ‘ [bijnaam 3] ’ komt eveneens voor als contact in de werktelefoon die bij [medeverdachte 2] is aangetroffen. In zowel laatstgenoemde telefoon als die van [medeverdachte 3] komt het contact ‘ [bijnaam 4] ’ voor. [medeverdachte 3] had kennelijk naar dit contact namens verdachte een bericht gestuurd. ‘ [bijnaam 4] ’ wordt daarbij aangesproken als ‘ [bijnaam 5] ’.
Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 1] is voorts af te leiden dat hij niet alleen contact heeft gehad met verdachte, maar ook met [medeverdachte 4] .
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op berichten die op 10 augustus 2023 om 11.52 en 11.53 uur door een onbekend gebleven persoon naar verdachte zijn verzonden, inhoudende: “Maat nummer gaat eruit”, “wis alles van ons, “je ziet me vanmiddag”, “wis dit nummer alles oke”, “en als ik jou was met [tekst 2] zsm”.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft steeds ontkend wetenschap te hebben gehad van het drugslab. Hij had de ruimte, waarin later het lab bleek te zitten, onderverhuurd aan [naam 1] , die de ruimte zou aanwenden voor de opslag van ‘vinted’ spijkerbroeken. Verdachte heeft [naam 1] slechts twee keer gezien: bij de bezichtiging van de te verhuren ruimtes en bij het ondertekenen van het huurcontract. Verder zegt verdachte steeds contact te hebben onderhouden met de rechterhand van [naam 1] die hij kent als ‘ [bijnaam 2] ’. Verdachte vermoedde dat ‘ [bijnaam 2] ’ [medeverdachte 1] is en heeft dit ter zitting bevestigd. De toiletunit had verdachte zelf voor de onderhuurder geregeld, omdat hij niet wilde dat andere mensen dan zijn eigen personeel en de bezoekers van zijn bedrijven van de toiletten gebruik maakten en dat mensen daarvoor door het pand heen liepen.. Nu de onderhuurder prijs stelde op een toiletunit met warm water, maar er geen units te huur waren met een boiler zonder douche werd door verdachte een toiletunit met douche gehuurd. De kosten hiervoor bedroegen € 600,-- à € 700,-- per maand en werden door verdachte betaald. Het internet en een router voor de onderhuurder werden eveneens verzorgd door verdachte. De kosten voor de toiletunit en internet zouden worden verrekend met de servicekosten. De onderhuurder heeft geen huur of servicekosten betaald, alleen de waarborgsom van € 7.500,--. In de ten laste gelegde periode vonden diverse rondleidingen in het pand plaats met de politie, brandweer en de verhuurder. Zij hadden, net als verdachte zelf, niets gezien of gemerkt van een drugslab.
In de opslagruimtes van [B.V. 2] , waar ook de zeecontainers stonden, kwam verdachte eens in de twee weken en tijdens de rondleidingen.
Verdachte heeft aangegeven dat de berichten van 10 augustus 2023 over het wissen van berichten niet voor hem waren bedoeld en dat hij daaraan geen gevolg heeft gegeven.
De namen [bijnaam 4] en [bijnaam 3] zeggen hem niets. De eerdere aangehaalde berichten van
9 augustus 2023 afkomstig van [bijnaam 3] evenmin.
In juli 2023 had verdachte in verband met een uitbreiding van werkzaamheden een milieuvergunning aangevraagd en deze later ook weer ingetrokken.
Omdat verdachte op de eerste zittingsdag bij de behandeling van de feiten had aangegeven dat hij aan de hand van stukken zijn verklaring kon onderbouwen en een ander licht op de zaak zou kunnen werpen, overlegde hij op de tweede zittingsdag een aantal van die stukken. Dit betreffen stukken met betrekking tot de financiële toestand van [B.V. 4] en screenshots waaruit blijkt dat hij toestemming had van de verhuurder ‒ de heer [naam 2] namens [B.V. 5] ‒ om een deel van het pand onder te verhuren.
Verdachte heeft benadrukt dat hij geen financiële problemen kende en in die zin geen motief had om zich in te laten met de productie van verdovende middelen.
Het oordeel van de rechtbank
Het is een feit van algemene bekendheid dat voor de vervaardiging van synthetische drugs in een professioneel en grootschalig opererend drugslab en voor alle voorbereidingen daartoe meerdere personen worden ingeschakeld, maar niet meer dan strikt noodzakelijk. De locatie en het reilen en zeilen van het lab moeten immers geheim blijven om het risico op ontdekking door de politie of diefstal door concurrenten te voorkomen.
In dit licht slaat de rechtbank in het bijzonder acht op de omstandigheid dat spullen uit het lab zijn vermengd met spullen van (bedrijven van) verdachte. Spullen behorende bij het lab waren namelijk ook in de opslagruimte van [B.V. 2] aanwezig waartoe verdachte vrij toegang had en waar hij regelmatig kwam, en andersom lagen er spullen van een bedrijf van verdachte in het lab. Daarbij komt dat de meest kostbare chemicaliën in een container in de opslagruimte van [B.V. 2] werden bewaard. Deze feitelijke situatie verdraagt zich niet met het hiervoor genoemde feit van algemene bekendheid in het geval dat verdachte onwetend zou zijn.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn naar het oordeel van de rechtbank nog andere aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op wetenschap bij verdachte. De meest belangrijke en in het oog springende indicaties worden hierna besproken.
Verdachte heeft het belastende materiaal wat er tegen hem ligt gemotiveerd betwist. Ter onderbouwing hiervan heeft hij veel stukken overgelegd, waaruit volgens hem volgt dat hij juist geen wetenschap had van de aanwezigheid van het lab. Echter, een en een ander volgt niet zo eenduidig uit betreffende stukken en deze vormen ook niet steeds een onderbouwing van de ingenomen stellingen. Daar waar een aantal van zijn stellingen wel eenvoudig onderbouwd kunnen worden, ontbreekt er informatie.
Zo heeft hij geen (telefoon)gegevens overgelegd van [naam 1] en over hoe de onderhuur met hem tot stand is gekomen. Ook zijn geen facturen overgelegd aangaande de huur en de waarborgsom. Evenmin zijn documenten overhandigd met betrekking tot de door verdachte gestelde girale betaling van de waarborgsom door de onderhuurder. Verdachte heeft beweerd dat zijn bedrijven financieel gezond waren, waarbij het met name gaat om [B.V. 2] in deze zaak. Hij heeft echter alleen cijfers aangeleverd van [B.V. 4] , welk bedrijf in het procesdossier niet voorkomt. Verdachte heeft gesteld dat er, toen de ruimte al was onderverhuurd, in het pand rondleidingen plaatsvonden, maar hij heeft niet nader geconcretiseerd wanneer en in welke ruimtes dit is geweest. Weliswaar blijkt uit overgelegde berichten tussen verdachte en verhuurder [naam 2] dat politieagenten, een medewerker van een onderzoeksbureau en een persoon die een filmpje kwam maken het pand hebben bezocht of zouden bezoeken, maar die bezoeken zouden in april 2023 en mei 2023 al hebben plaatsgevonden, dus voordat het lab was ingericht of in werking was. In dit kader slaat de rechtbank tevens acht op het bericht dat [medeverdachte 3] namens verdachte naar ‘ [bijnaam 5] ’ moest sturen, waaruit blijkt dat verdachte op diezelfde dag twee keer bezoek van de politie in het bedrijfspand heeft gehad. De datum van dit bericht en van de twee bezoeken zijn niet bekend geworden, hetgeen ook geldt voor de ruimtes die verdachte in het pand aan de agenten heeft laten zien.
Daarnaast komt in de overgelegde communicatie tussen verdachte en [naam 2] niet naar voren dat toestemming is gegeven om de bewuste ruimtes onder te verhuren. Verdachte heeft evenwel op 14 maart 2023 om toestemming gevraagd, maar dit was voor andere ruimtes in het pand, namelijk die met een horecabestemming (de ‘ [activiteit 1] ’ en de ‘ [activiteit 2] ’).
Ten aanzien van de onderhuur heeft de rechtbank voorts meegewogen dat het onlogisch en merkwaardig is dat de onderhuurder nog geen huur of servicekosten heeft betaald en dat de huur voor de toiletunit (die door verdachte werd voldaan) samen met de kosten voor internet zouden worden verdisconteerd in de servicekosten. Vooral nu de jaarlijkse huur voor de toiletunit al meer dan twee keer zoveel bedraagt als de servicekosten. Nog daargelaten dat hiervan kennelijk niets op papier is gezet, dan zou verdachte, als zijn verklaring op waarheid zou berusten, zich op die manier financieel fors in de vingers snijden. Daarbij lijkt de huurprijs wel erg hoog voor de enkele opslag van tweedehands spijkerbroeken waarbij de rechtbank niet kan inzien dat daarvoor een toiletunit mét warm water nodig zou zijn. Dit past daarentegen wel bij de situatie van het aangetroffen lab waar mensen ook overnachtten. De onderhuur roept verder nog vragen op nu de huurder zich na het tekenen van de overeenkomst niet meer heeft laten zien en het document ook verschillende handtekeningen van [naam 1] bevat.
De omstandigheid dat verdachte [medeverdachte 1] kent als ‘ [bijnaam 2] ’ maar ‘ [bijnaam 2] ’ met hem communiceert met een andere, fictieve naam ‘ [bijnaam 3] ’ geeft eveneens te denken, nu verdachte daar kennelijk geen vraagtekens bij heeft geplaatst en zelfs zegt dat de naam [bijnaam 3] hem niets zegt.
Op 10 augustus 2023 werden berichten naar verdachte verzonden aangaande het wissen van zijn telefoongegevens. Dit gebeurde op de dag van de ontdekking van het lab, vlak voor de inval. De rechtbank leest in deze berichten dat al het berichtenverkeer tussen verdachte en anderen, dat als bewijs zou kunnen dienen, direct moest worden verwijderd alsmede het telefoonnummer waarmee het bericht is verzonden. Expliciet wordt daarbij ook het contact met ‘ [bijnaam 2] ’ genoemd. Dat verdachte zegt dat die boodschap nog nooit heeft gezien en dus waarschijnlijk niet voor hem was bedoeld, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Hierbij geldt met name dat verdachte persoonlijk wordt aangesproken met “maat” en er wordt gezegd “ik zie je vanmiddag”. Bovendien is het niet aannemelijk dat iemand uit een drugsorganisatie dergelijke berichten willekeurig verstuurt, gezien de geheimhouding die zij nastreeft.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van begin af aan wetenschap heeft gehad dat in het deel van het pand dat hij, middels zijn bedrijf, onderverhuurde een drugslab zou worden opgezet en dat hierin ook daadwerkelijk drugs zouden worden vervaardigd.
Overigens bevestigt [getuige] , die voor [B.V. 3] heeft gewerkt, dat verdachte wist van het lab. [getuige] heeft verklaard dat [B.V. 3] financieel in zwaar weer verkeerde en schulden moest afbetalen. In april 2023 vertelde verdachte aan [getuige] dat hij iets illegaals ging doen als laatste redmiddel, nadat hij eerder tevergeefs had geprobeerd om op legale wijze aan geld te komen. “Een grote bende ging iets vervaardigen”, had verdachte tegen [getuige] gezegd. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervóór is aangehaald, acht de rechtbank de verklaring van [getuige] , anders dan door de verdediging is betoogd, op dit punt geloofwaardig. Uit het voorgaande volgt tevens dat het verweer dat de verklaring moet worden uitgesloten van het bewijs wordt verworpen.
Conclusie
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de bijdrage die verdachte aan het drugslab heeft geleverd uit meer heeft bestaan dan het ter beschikking stellen van ruimtes en het regelen van enkele min of meer daarbij behorende diensten ten behoeve van de productie van synthetische drugs. Er is naar het oordeel van rechtbank onvoldoende bewijs om vast te stellen dat de rol van verdachte daarmee van voldoende gewicht is geweest in de zin van actieve betrokkenheid bij het productie proces zelf om anderszins een nauwe en bewuste samenwerking met anderen aan te nemen. Verdachte wordt dan ook van het hem primair verweten medeplegen vrijgesproken.
Door een gedeelte van de loods ter beschikking te stellen (en daarvoor een toiletunit en router met internet te regelen), terwijl hij wist dat de ruimtes zouden worden gebruikt voor een drugslab, had verdachte een faciliterende rol, zodat de subsidiaire variant, de medeplichtigheid, wel kan worden bewezen. In dit verband is het niet eens noodzakelijk dat verdachte als medeplichtige op de hoogte was van de precieze wijze waarop de strafbare feiten zouden worden begaan.
Nu verdachte gelegenheid en middelen heeft verschaft, hebben ook de betreffende voorbereidingshandelingen alsmede de productie van metamfetamine en metamfetaminetartraat kunnen plaatsvinden.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair dan ook wettig en overtuigend bewezen.