In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 juni 2023. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.688. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 165 belastingrente in rekening gebracht. Het bezwaar van belanghebbende is door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door mr. [inspecteur]. Belanghebbende is niet verschenen, ondanks een tijdige uitnodiging van de rechtbank. De rechtbank heeft beoordeeld of de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd en of er sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur. De rechtbank concludeert dat de aanslag niet te hoog is en dat er geen sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur. Het beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug.