ECLI:NL:RBZWB:2025:3994

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
BRE 23/9112
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 juni 2023. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.688. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 165 belastingrente in rekening gebracht. Het bezwaar van belanghebbende is door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door mr. [inspecteur]. Belanghebbende is niet verschenen, ondanks een tijdige uitnodiging van de rechtbank. De rechtbank heeft beoordeeld of de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd en of er sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur. De rechtbank concludeert dat de aanslag niet te hoog is en dat er geen sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur. Het beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9112

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 juni 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.688 (de aanslag).
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 165 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: namens de inspecteur, mr. [inspecteur] . Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 26 februari 2025 naar [adres] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Aangezien uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 28 februari 2025 is afgehaald, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd en of sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd en dat geen sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende verzorgt als proponent preken bij de [kerk] en kan opgeroepen worden door wijkgemeenten voor pastoraal werk.

Motivering

4. Belanghebbende stelt dat zijn gemachtigde voor klanten uit de beroepsgroep predikanten, kerkelijk werkers, emeriti en proponenten een afspraak met de inspecteur heeft gemaakt, dat die afspraak op hem van toepassing is en dat sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur. De inspecteur stelt dat de genoemde afspraak niet op belanghebbende van toepassing is.
4.1.
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat het aan belanghebbende is om de feiten aannemelijk te maken waaruit volgt dat hij vertrouwen kan ontlenen aan de genoemde afspraak en dat sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie en willekeur. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn stelling geen concrete informatie overgelegd, zelfs niet de afspraak waarop hij zich beroept. Belanghebbende is dan ook niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.D.M.A. Reijs, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 26 juni 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.