In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, gebaseerd op een bijdrage-inkomen van € 30.878, en een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen van € 26.292. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en stelt vast dat belanghebbende correct is uitgenodigd voor de zitting, maar niet is verschenen. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk is, maar dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht is uitgegaan van de juistheid van de ingediende aangifte van belanghebbende. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.