ECLI:NL:RBZWB:2025:4005
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De belanghebbende had op 11 november 2024 bezwaar gemaakt tegen de weigering van de Belastingdienst om bepaalde documenten te legaliseren. De inspecteur interpreteerde deze brief als bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2021. Aangezien er al een eerdere uitspraak op een bezwaar tegen deze aanslag was gedaan, werd het bezwaar aangemerkt als beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 51,-. De griffier had de belanghebbende in een brief van 28 november 2024 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn gesteld. Ondanks een tweede herinnering op 27 december 2024, heeft de belanghebbende het griffierecht niet tijdig betaald.
De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.