Deze uitspraak betreft de afwijzing van het verzoek van eiseres aan de minister van Financiën om compensatie voor drie door haar betaalde private schulden op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres is het niet eens met de afwijzing en stelt dat de minister ten onrechte de eis van een notariële akte als bewijs heeft gesteld, dat exceptieve toetsing van artikel 4.1., derde lid, onder b, van de Wht openstaat en dat de hardheidsclausule niet is toegepast. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht compensatie voor de drie private schulden heeft afgewezen. Eiseres heeft geen notariële akte overgelegd en de rechtbank concludeert dat de eis van de notariële akte rechtmatig is. De rechtbank wijst erop dat de wetgever deze eis bewust heeft opgenomen om te waarborgen dat alleen daadwerkelijk bestaande en opeisbare schulden worden overgenomen. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een zodanige schrijnende situatie dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.