ECLI:NL:RBZWB:2025:4069

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
24/2903 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het UWV. Het UWV had op 6 december 2022 besloten de uitkering van eiser per 7 januari 2023 te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar op 31 januari 2024 ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak op 19 juni 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op rapporten van artsen van het UWV, die zowel psychische als lichamelijke beperkingen van eiser in overweging hebben genomen. Eiser voerde aan dat de verzekeringsarts onvoldoende aandacht had besteed aan zijn complexe psychische problematiek, maar de rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 12 januari 2024 de belastbaarheid van eiser correct weergeeft en dat er geen reden is om een deskundige te benoemen.

De rechtbank bevestigt dat de functies die aan de schatting van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag liggen, geschikt zijn voor eiser. Op basis van de inkomsten uit deze functies concludeert het UWV dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat inhoudt dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd per 7 januari 2023. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2903 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. G.Z.U. Viragh,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 6 december 2022 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 7 januari 2023. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt
.Met het bestreden besluit van 31 januari 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV mr. H.M. van Gent.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 7 januari 2023. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiser is werkzaam geweest als koerier. Vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, heeft hij zich ziek gemeld.
Per 27 februari 2014 is een WIA-uitkering aan eiser toegekend. Het arbeidsongeschiktheidspercentage was op 35,34% vastgesteld.
De bevindingen uit een heronderzoek op verzoek van de ex-werkgever hebben geleid tot het primaire besluit.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De arts heeft eiser dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur. De arts heeft eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. Volgens de arts heeft eiser verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 oktober 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op de hoorzitting en hem aansluitend medisch onderzocht. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de door eiser in bezwaar overgelegde medische informatie bestudeerd en in de heroverweging betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de bezwaren die eiser heeft aangevoerd leiden tot gedeeltelijke aanpassing van het door de verzekeringsarts ingenomen standpunt. De verzekeringsarts b&b heeft de FML op 12 januari 2024 aangepast.
De verzekeringsarts b&b heeft in beroep aanvullend gerapporteerd in reactie op de gronden die eiseres heeft aangevoerd. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres in beroep geen objectieve gegevens heeft aangeleverd op basis waarvan de eerder opgestelde belastbaarheid voor onjuist gehouden dient te worden. Het beroepschrift geeft de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat onduidelijk is hoe de verzekeringsarts tot de conclusie komt dat verbetering in eisers gezondheidssituatie redelijk tot goed is, dat hij in staat zou zijn om een normale baan te aanvaarden en dat geen urenbeperking zou gelden behoudens voor werken in de nachtelijke uren. Bij eiser speelt een complexe psychische problematiek, die al jarenlang aanwezig is en waarin geen verbetering is opgetreden. Eiser heeft geprobeerd een normale baan te aanvaarden, maar die poging is mislukt. De verzekeringsarts is geen psychiater en heeft eiser slechts kort fysiek onderzocht. De verzekeringsarts heeft geen of niet voldoende aandacht geschonken aan de complexe psychische problematiek van eiser. Eiser is daarom van mening dat er een deskundige moet worden benoemd.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. In het verweerschrift heeft het UWV erop gewezen dat het spreekuur met de verzekeringsarts 80 minuten heeft geduurd, zoals ook uit de rapportage van de primaire arts blijkt. De verzekeringsarts b&b heeft eiser tijdens de 35 minuten durende hoorzitting gesproken en heeft eiser na afloop daarvan medisch onderzocht. Gelet hierop kan de rechtbank eiser dan ook niet volgen in de stellingen dat er onvoldoende aandacht is besteed aan zijn psychische problemen en dat de (fysieke) onderzoeken te kort duurden en daarmee onzorgvuldig zouden zijn. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder psychische klachten, flauwvallen en slecht slapen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van zowel de psychische als fysieke klachten van eiser rekening gehouden en daarvoor zijn meerdere beperkingen aangenomen. Eiser heeft in beroep geen informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. In bezwaar heeft eiser een flink aantal medische stukken aangeleverd. De verzekeringsarts b&b heeft deze medische informatie betrokken bij zijn beoordeling van eisers mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Mede op basis van deze gegevens heeft de verzekeringsarts b&b aanvullende beperkingen aangenomen ten opzichte van de beoordeling door de primaire arts en de FML daarop aangepast.
Uit de FML van 12 januari 2024 volgt dat een beperking is aangenomen voor werken in de avond en nacht en dat eiser ongeveer 8 uur per dag en gemiddeld ongeveer 40 uur per week kan werken.
De verzekeringsarts b&b heeft uitvoerig toegelicht waarom voor een verdere urenbeperking in dit geval geen aanleiding bestaat. Daartoe is overwogen dat deze beperkingen terecht minder sterk zijn aangegeven in de FML. Bij de eerdere WIA-beoordeling in 2014 werd de duurbelastbaarheid beperkt tot 6 uur per dag en 30 uur per week vanuit energetisch oogpunt. Op dat moment was het slapen fors gestoord, waarbij hij vrijwel elke nacht slecht sliep en er ook recuperatiebehoefte overdag bleek. Per datum in geding gaf belanghebbende aan goed te slapen met medicatie. Uit het dagverhaal blijkt dat er geen extra slaapbehoefte overdag is en dat belanghebbende actief is met onder andere wandelen, lezen, opruimen, afwassen, een maaltijd voorbereiden en tv kijken. Er is geen medische indicatie om vanuit energetische gronden een sterkere beperking van de duurbelastbaarheid aan te nemen dan is gedaan door de primaire arts, bij passende arbeid rekening houdend met de beperkingen, aldus de verzekeringsarts b&b.
Wat eiser hierover heeft aangevoerd, vormt voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de toelichting van de verzekeringsarts b&b. Eisers stelling dat er op energetische gronden een urenbeperking aangenomen moet worden, mist een onderbouwing met medisch objectiveerbare gegevens. Ook de stelling dat eiser beperkt is op het aspect ‘emotionele problemen van anderen hanteren’ of andere items mist een nadere onderbouwing. Naar vaste rechtspraak miskent de grond van eiser dat een (bezwaar)verzekeringsarts geen psychiater is en daarom niet in staat is om beperkingen vast te stellen op psychisch gebied de aard van de opleiding van een (bezwaar)verzekeringsarts en de in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten aan hem opgedragen taak [1] .
4.4.
Niet gebleken is dat in de FML van 12 januari 2024 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals eiser heeft verzocht, een deskundige te benoemen.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190) en assembleerder installatie, motoren, voertuigen (Sbc-code 265110). Het betreffen dezelfde functies die de primaire arbeidsdeskundige had geduid. Volgens de arbeidsdeskundige b&b passen alle functies binnen de bijgestelde belastbaarheid.
5.2.
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5.3.
Eiser heeft ter zitting aangekaart dat hij al langere tijd niet meer deelneemt aan het arbeidsproces en daarom verwacht niet door een werkgever aangenomen te worden. De rechtbank overweegt dat in het geval eenmaal is vastgesteld dat de bij een schatting in aanmerking genomen functies in medisch en arbeidskundig opzicht passend zijn voor iemand, het in strijd zou komen met het theoretische karakter van een arbeidsongeschiktheidsschatting om rekening te houden met de kans die deze persoon heeft om die functies in de praktijk ook daadwerkelijk te verwerven. Die vraag raakt aan de re-integratie en aan arbeidsmarktfactoren en dient buiten aanmerking te blijven bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid wordt buiten beschouwing gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen. [2]
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 januari 2023 heeft vastgesteld op 0%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 7 januari 2023.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 7 januari 2023.
7.1.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 1 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 augustus 2012, LJN BX4918.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 16 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3190