Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Belcrumweg te Breda op 1 september 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 29 april 2025 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, het verzoek gedaan om de boete te vernietigen, omdat betrokkene consistent heeft verklaard geen mobiele telefoon vast te hebben gehouden. De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging niet is komen vast te staan, mede omdat de verklaring van de verbalisant niet voldoende was om de boete te rechtvaardigen. Betrokkene heeft het voordeel van de twijfel gekregen, wat heeft geleid tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd vernietigd, en bepaald dat het bedrag van € 225,- dat betrokkene als zekerheidstelling had betaald, door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.