Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rechts houden op de autosnelweg A58 te Rucphen op 19 juli 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 heeft betrokkene verklaard dat zij op de linkerrijbaan is gaan rijden omdat het politievoertuig voor haar langzamer reed en dat zij niet langer dan noodzakelijk op de linkerrijbaan heeft gereden. De moeder van betrokkene heeft als getuige verklaard dat zij in de auto zat op het moment van de vermeende overtreding.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft aangevoerd dat de gedraging vaststaat en heeft verzocht om de boete te matigen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De omstandigheden waaronder de boete is opgelegd waren onvoldoende duidelijk, en de getuigenverklaring heeft geleid tot twijfels over de constatering van de overtreding door de verbalisant. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie moet worden terugbetaald aan betrokkene.