ECLI:NL:RBZWB:2025:4187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/4698 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser na medische beoordeling door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2025, wordt de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiser behandeld. Eiser, die als assemblagemedewerker werkte, is sinds 25 november 2022 uitgevallen door psychische klachten. Het UWV heeft op 22 december 2023 besloten de uitkering per 23 januari 2024 te beëindigen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, maar is niet verschenen op de zitting op 17 juni 2025.

De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De rechtbank concludeert dat het UWV een zorgvuldig medisch onderzoek heeft uitgevoerd, waarbij de klachten van eiser zijn meegenomen. Eiser heeft echter geen toestemming gegeven voor het opvragen van medische informatie en het laten verrichten van een psychiatrische expertise, wat zijn medewerking aan het onderzoek heeft bemoeilijkt. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het UWV juist is en dat eiser onvoldoende gronden heeft aangevoerd om aan de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid te twijfelen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 23 januari 2024 terecht is. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4698 ZW

uitspraak van 2 juli 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW). Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
1.2
Onder 2 staan de feiten en omstandigheden die van belang zijn. Onder 3 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 tot en met 6 zijn de grondslag van het besluit, het wettelijk kader en het toetsingskader opgenomen. Onder 7 staat in het kort de inhoud van het medische onderzoek van het UWV beschreven en onder 8 staat het standpunt van eiser. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 9. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen: was het medische onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig, zijn de beperkingen juist vastgesteld (medische beoordeling), zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt en is terecht vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is (arbeidskundige beoordeling). Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser is werkzaam geweest als assemblagemedewerker zonnebanken via [bedrijf] . voor gemiddeld 28,60 uur per week. Voor dat werk is hij op 25 november 2022 uitgevallen vanwege psychische klachten waaronder angsten, paniekaanvallen, nachtmerries en depressiviteit/stemmingswisselingen.

Procesverloop

3. Het UWV heeft met het besluit van 22 december 2023 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser per 23 januari 2024 beëindigd, omdat hij 12,77% arbeidsongeschikt zou zijn. Met het bestreden besluit van 14 augustus 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het UWV heeft eiser, in afwijking van het primaire besluit, 33,54% arbeidsongeschikt geacht. Omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan 35% heeft eiser onveranderd geen recht op een ZW-uitkering.
3.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. M.B.A. van Grinsven-Jansen namens het UWV deelgenomen. Eiser is – zonder voorafgaand bericht – niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Grondslag bestreden besluit
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
6. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
6.1
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Het medisch onderzoek van het UWV
7. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (gecontrasigneerd door een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b)) van het UWV.
7.1
De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser psychisch geobserveerd tijdens het spreekuur van 28 november 2023. De verzekeringsarts overweegt dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiser behoort niet tot een van de uitzonderingscategorieën. Er is geen sprake van een opname in een ziekenhuis of zorginstelling, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid, een ernstige psychiatrische stoornis met onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle niveaus, sterk wisselende mogelijkheden, of verlies aan mogelijkheden waardoor eiser binnen drie maanden de zelfredzaamheid zal verliezen. Wel gelden er beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. De klachten van eiser zijn plausibel, passend bij de medische situatie en consistent met externe en eigen bevindingen van de verzekeringsarts. De klachten/belemmeringen lijken gekaderd te kunnen worden binnen een angst-/ paniekstoornis, waarbij contact met anderen overduidelijk moeizaam lijkt te verlopen. Daarbij kan verder uitgegaan worden van een zekere psychische kwetsbaarheid. Beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren worden aangenomen om dit te ondervangen. Daarnaast is sprake van lichamelijke klachten (waarbij vanuit curatieve sector nog geen aanvullend onderzoek is gedaan) en tot op zekere hoogte van energetische klachten waardoor op preventieve grond enkele beperkingen op dynamische handelingen en statische houdingen worden aangenomen. Aanvullend is ook een urenbeperking noodzakelijk, gezien het energetische aspect waarbij het bekend is dat de aandoeningen (verstoorde nachtrust en continue arousal) gepaard kan gaan met energieverlies en anderzijds gezien het preventieve aspect omdat bij meer uren arbeid al snel overbelastingsverschijnselen zullen ontwikkelen. Daartegenover wordt benadrukt dat het oppakken van de normale arbeidsrol, in passende arbeid, juist een positief effect op eiser kan hebben. Werk geeft namelijk structuur, eigenwaarde, zelfvertrouwen en afleiding.
7.2
De arts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op de hoorzitting van 8 juli 2024, waar eiser werd geobserveerd. Gezien de toon van het gesprek heeft de arts b&b geen lichamelijk onderzoek verricht. Daarbij zijn de voornaamste klachten psychisch van aard. Voor het opvragen van informatie van de behandelend sector en het laten verrichten van een psychiatrische expertise gaf eiser geen toestemming. Dit is dan ook niet gebeurd. Volgens de arts b&b zijn er wel medische argumenten om af te wijken van het primaire medische oordeel omtrent de belastbaarheid. In tegenstelling tot de primaire verzekeringsarts acht de arts b&b duidelijk dat er sprake is van multiproblematiek, waarbij diagnoses vanuit de behandelend sector missen. Op basis van de anamnestisch verkregen informatie en de observaties tijdens de hoorzitting schat de arts b&b de situatie ernstiger in dan de primaire verzekeringsarts heeft gedaan. De arts b&b acht eiser beperkt ten aanzien van emoties uiten en samenwerken, gezien de manier waarop eiser met zijn moeder omgaat en de belemmeringen die beschreven staan ten aanzien van sociaal contact. Daarnaast dient eiser op conflicthantering en klant- of patiëntcontact volledig beperkt te zijn. Verder is een beperking ten aanzien van beroepsmatig vervoer aangewezen wegens alprazolam gebruik en is eiser ten aanzien van de fysieke belastbaarheid aanvullend beperkt met betrekking tot het knielen/hurken, ter voorkoming van overbelasting van de knie. Tot slot acht de arts b&b een urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week beter passend. Concluderend, behoeft de primaire beoordeling een correctie. Eiser is beperkt conform de opgestelde FML van 12 augustus 2024.
Standpunt eiser
8. Eiser stelt dat hij nog steeds niet in staat is om werk uit te voeren (ook niet het werk wat genoemd wordt in de rapporten van de verzekeringsgeneeskundige). Hij heeft last van angst- en paniekaanvallen, zowel wanneer hij naar buiten moet als wanneer hij alleen thuis is. Door de zware medicatie kan hij niet functioneren met anderen en op normale schema’s werken. Het is fysiek en mentaal te uitputtend. Zonder medicatie kan hij helemaal niet functioneren van de pijn. De onzekerheid en de stappen die hij moet ondernemen wanneer de uitkering wordt stopgezet, zorgen voor veel stress en dus voor nog meer problemen.
Was het medische onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig?
9.Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De (primaire) verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser psychisch geobserveerd tijdens het spreekuur van 28 november 2023. De arts b&b heeft het dossier bestudeerd, kennisgenomen van het primaire onderzoek en eiser psychisch geobserveerd tijdens het spreekuur. Het opvragen van informatie van de behandelend sector of het verrichten van een psychiatrische expertise stond eiser niet toe. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de psychische klachten zoals angst- en paniekaanvallen. Deze heeft de (verzekerings)arts b&b kenbaar betrokken in zijn beoordeling. Ook heeft de (verzekerings)arts b&b kennisgenomen van de medicatie die eiser neemt. Gezien het voorgaande beschikte de (verzekerings)arts b&b over de informatie waarover hij kon beschikken.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
10. De (verzekerings)arts b&b stelt dat alle klachten zijn meegenomen. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden in het beroepschrift vermeld. Bovendien heeft eiser niet ingestemd met het opvragen van medische informatie en het laten verrichten van een psychiatrische expertise. De gevolgen hiervan kunnen volgens het UWV niet op hem worden afgewenteld. In bezwaar zijn op enkele ingebrachte beroepsgronden verdergaande en/of zwaardere beperkingen aangenomen. Naar aanleiding van de ingebrachte beroepsgronden bestaat geen aanleiding nog verdergaande of zwaardere beperkingen aan te nemen.
De rechtbank volgt deze overweging van het UWV. Eiser heeft zijn gronden onvoldoende onderbouwd. Hij heeft in beroep geen (nieuwe) medische informatie overgelegd. Daarnaast had eiser toestemming moeten geven voor het opvragen van informatie van de behandelend sector en het laten verrichten van een psychiatrische expertise. Eiser maakt aanspraak op een ZW-uitkering. Iedereen die aanspraak maakt op een dergelijke uitkering moet op grond van de ZW meewerken aan het onderzoek om vast te stellen of diegene arbeidsongeschikt is en wat zijn of haar belastbaarheid is. [1] In het geval van eiser vond de (verzekerings)arts b&b het nodig om inzage te krijgen in de medische informatie van de behandelaars van eiser en om een nader onderzoek in de vorm van een psychiatrische expertise te laten verrichten. De beoordeling of dit nodig is, is aan de (verzekerings)arts. Omdat eiser hier geen toestemming voor gaf, heeft hij onvoldoende meegewerkt aan het onderzoek van het UWV. Dit komt voor rekening en risico van eiser. De rechtbank had dit graag op zitting willen bespreken met eiser, maar hij is zonder kennisgeving niet verschenen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet zinvol om een deskundigenonderzoek te gelasten.
Daarnaast betekent de enkele omstandigheid dat de (verzekerings)arts b&b de door eiser ervaren klachten op een andere manier heeft gewogen dan dat hij die ervaart, niet dat het medisch oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen. [2]
Concluderend, is niet gebleken dat in de FML van 12 augustus 2024 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
11. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft aanleiding gezien voor een correctie in de arbeidsdeskundige beoordeling. Door de urenbeperking van twintig uur per week en vier uur per dag vervallen vier van de vijf functies. De functie Productiemedewerker industrie (samenstellen producten, SBC-code 111180) blijft ongewijzigd. In de SBC-code 111334 Huishoudelijk medewerker gebouwen en de SBC-code 268030 Medewerker binderij, grafisch nabewerker, heeft de arbeidsdeskundige b&b gelijksoortige functies kunnen duiden met minder uren per week en minder uren per dag. Rekening houdend met de vastgestelde FML, zijn de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334), Medewerker beddenreiniging (SBC-code 111112) en Medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030). Op basis van deze functies is geconcludeerd dat eiser per 23 januari 2024 66,46% (dus meer dan 65%) kon verdienen van zijn maatmaninkomen.
11.1
Het standpunt van eiser dat hij niet in staat is om de geduide functies te verrichten, is in feite gericht tegen de FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Gelet hierop mochten de door het UWV gehanteerde functies worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
12. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 23 januari 2024.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiser niets verandert. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier, op 2 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 24 maart 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:1568.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:106 en van 7 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1118.