ECLI:NL:RBZWB:2025:423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/7611
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigeren proceskostenvergoeding na intrekking op basis van vergissing van verzoeksters

Op 28 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeksters en de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Verzoeksters hadden een verzoek ingediend om een proceskostenvergoeding na de intrekking van hun verzoek tegen een besluit van de minister van 27 september 2024. De intrekking was gebaseerd op de veronderstelling dat de minister had toegezegd de werking van het besluit op te schorten. De minister heeft echter aangegeven geen toezegging te hebben gedaan over de openbaarmaking van documenten en ziet daarom geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Verzoeksters hebben geprobeerd de intrekking ongedaan te maken, maar de voorzieningenrechter heeft deze brief als een nieuw verzoek om voorlopige voorziening aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De voorzieningenrechter concludeert dat de minister niet tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, omdat hij geen toezegging heeft gedaan over de openbaarmaking van de stukken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7611

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeksters], uit [plaats], verzoeksters
(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeksters om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeksters hebben dit verzoek gedaan bij de intrekking van hun verzoek tegen het besluit van de minister van 27 september 2024. Verzoeksters hadden beroep ingesteld tegen het besluit van 27 september 2024.
1.1.
Zij hebben het verzoek ingetrokken omdat zij dachten dat de minister heeft toegezegd de werking van dit besluit op te schorten totdat op het beroep is beslist.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De minister heeft de rechtbank meegedeeld dat hij niet heeft toegezegd dat hij de documenten niet openbaar zal maken. Hij ziet daarom geen aanleiding over te gaan tot een proceskostenvergoeding.
1.3.
Verzoeksters hebben aangegeven dat hun intrekking op een misverstand berust en hebben verzocht de intrekking ongedaan te maken dan wel de brief waarin ze dit verzoeken als nieuw verzoek om voorlopige voorziening te zien. Omdat een intrekking ongedaan maken niet kan, zal de voorzieningenrechter die brief om ongedaan maken van de voorlopige voorziening als nieuw verzoek aanmerken en moet hij alsnog beslissen op het verzoek om een proceskostenvergoeding.
1.4.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is de minister aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Gelet op de gedingstukken en het in de inleiding opgenomen procesverloop is de minister niet tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. Hij heeft niet toegezegd dat hij de stukken niet openbaar zou maken tot na de uitspraak in de bodemzaak. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier op 28 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.