ECLI:NL:RBZWB:2025:4245

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
25/2727
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking exploitatievergunning escortbedrijf wegens onveilige sekspraktijken en overtreding van vergunningvoorschriften

Op 4 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een escortbemiddelingsbedrijf en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De verzoekster, die het escortbedrijf exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar exploitatievergunning door het college, dat deze intrekking had gebaseerd op de overtreding van vergunningvoorschriften met betrekking tot veilige seks. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekster de escorts verplichtte om onveilige seks te hebben, wat in strijd was met de hygiënerichtlijnen en de vergunningvoorschriften. De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de vergunning gerechtvaardigd was, omdat de bedrijfsvoering van verzoekster niet voldeed aan de eisen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Moerdijk. De verzoekster had niet aangetoond dat zij de gezondheid van de escorts en klanten voldoende waarborgde, en de voorzieningenrechter weigerde een voorlopige voorziening te treffen. De intrekking van de vergunning ging in op de achtste dag na de uitspraak, en de last onder dwangsom gold tot en met de zevende dag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2727 HOREC VV

uitspraak van 4 juli 2025 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] h.o.d.n. [het escortbedrijf] , te [plaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. B.M.C.F. de Groen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk(het college), verweerder,
gemachtigden: mr. M. van Houten en [naam 1] .

Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 mei 2025 (bestreden besluit) van het college over de intrekking van de exploitatievergunning voor [het escortbedrijf] en het opleggen van een last onder dwangsom. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 juni 2025. Daar zijn verschenen: verzoekster, gemachtigde van verzoekster en gemachtigden van het college.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

2.1.
Verzoekster is eigenaresse van [het escortbedrijf] , een eenmanszaak. Zij heeft voor de exploitatie van [het escortbedrijf] op 17 oktober 2019 bij het college een aanvraag voor een exploitatievergunning en op 14 februari 2020 een bedrijfsplan ingediend.
2.2.
Het college heeft aan verzoekster op 9 april 2020 een exploitatievergunning verleend voor [het escortbedrijf] . Aan deze vergunning zijn verschillende voorschriften verbonden.
2.3.
Op 10 maart 2025 heeft een escort van [het escortbedrijf] (mevrouw A) per e-mail aan het college verzocht om onderzoek te doen naar het naleven van de vergunningvoorschriften door [het escortbedrijf] . Volgens de meldster overtreedt verzoekster meerdere regels, waaronder dat de escorts worden verplicht om orale gemeenschap zonder condoom te hebben. Dit blijkt onder meer uit de website van [het escortbedrijf] .
2.4.
Vervolgens is het college een onderzoek gestart. Op 16 maart 2025 is de website van [het escortbedrijf] bezocht. Daarbij is vastgesteld dat de dienst ‘pijpen zonder condoom’ wordt aangeboden, is geconstateerd dat is vermeld dat de escorts zich regelmatig testen en dat de mogelijkheid wordt geboden alcohol bij te bestellen. Verder is kennis genomen van WhatsApp gesprekken tussen [het escortbedrijf] en mevrouw A en de uitzending van televisieprogramma BOOS van 18 maart 2025. Op 25 maart 2025 is er een gesprek geweest met verzoekster. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verzoekster met de brief van 26 maart 2025 gereageerd op de geconstateerde overtredingen, en een brief van [naam 2] en de huisregels van [het escortbedrijf] opgestuurd. Daarna hebben er op 2 april 2025 gesprekken plaatsgevonden met twee escorts van [het escortbedrijf] (mevrouw A en mevrouw B) en een medewerker van het Sekswerk meld- en adviespunt en op 11 april 2025 met een derde escort (mevrouw C).
2.5.
Met de brief van 15 april 2025 heeft het college aan verzoekster meegedeeld voornemens te zijn de exploitatievergunning voor [het escortbedrijf] in te trekken onder gelijktijdige oplegging van een last onder dwangsom, omdat de bedrijfsvoering niet voldoet aan de geldende regels. Verzoekster heeft hiertegen een zienswijze ingediend.
2.6.
Op 6 mei 2025 heeft het college geconstateerd dat de website van [het escortbedrijf] is aangepast. Het ‘pijpen zonder condoom’ is verwijderd, evenals de mogelijkheid om alcohol bij te bestellen. De tekst over ‘schoon en veilig’ is aangepast. Verder is geconstateerd dat op de [website] door één escort de mogelijkheid van pijpen zonder condoom wordt aangeboden.
2.7.
Met de brief van 7 mei 2025 heeft het college aan het RIVM vragen gesteld over het pijpen zonder condoom; of dat voldoet aan de Hygiënerichtlijn voor seksbedrijven en sekswerkers (de Hygiënerichtlijn). Het antwoord van het RIVM van 9 mei 2025 komt er – kortweg gezegd – op neer dat pijpen zonder condoom niet aan de Hygiënerichtlijn voldoet. Pijpen zonder condoom is niet veilig en verantwoord en er is geen vergelijkbaar of beter alternatief dan een condoom voor het voorkomen van soa’s.
Bestreden besluit
2.8.1.
Met het bestreden besluit van 27 mei 2025 heeft het college de exploitatie-vergunning voor [het escortbedrijf] met ingang van 13 juni 2025 ingetrokken onder gelijktijdige oplegging van een last onder dwangsom.
2.8.2.
Het college heeft vastgesteld dat orale seks zonder condoom (een belangrijk) onderdeel is van de bedrijfsvoering van verzoekster.
2.8.3.
In het format voor het bedrijfsplan is onder 2. Hygiëne verwezen naar de geldende hygiënerichtlijnen voor seksbedrijven. Verzoekster in het bedrijfsplan niets opgenomen waaruit blijkt dat hiervan wordt afgeweken in haar bedrijfsvoering. Verzoekster heeft in het bedrijfsplan in het kader van de verwijzing naar de Hygiënerichtlijn aangegeven te verlangen dat de escorts inzetten op veilige seks. In de vergunning is verzoekster erop gewezen dat de bedrijfsvoering van haar bedrijf conform het bedrijfsplan moet zijn.
Er is echter gebleken dat verzoekster in de praktijk het pijpen zonder condoom promoot. Zij heeft haar bedrijf geprofileerd met het aanbieden van deze dienst. Het feitelijk gevoerde hygiënebeleid voldoet daarmee niet aan de daaraan te stellen minimumeis van condoomgebruik tijdens het pijpen en er is geen veilig seksbeleid.
2.8.4.
Het college stelt dat verzoekster aanzet en verplicht om onveilig te werken. Dit is immers een door verzoekster gestelde voorwaarde voor samenwerking. Onveilig is in de vergunningvoorschriften nader omschreven als zonder condoom werken en omvat ook orale seks, zoals ook blijkt uit de informatie van het RIVM van 7 mei 2025. Het feit dat de escorts vrijwillig een betrekking met verzoekster aangaan, doet hieraan niet af.
Daarnaast heeft verzoekster op de website gesuggereerd dat de escorts vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen, geadverteerd met pijpen zonder condoom/onveilige seks, wordt op [website] bij één van de escorts dit aanbod nog steeds gedaan en is er een verplichte soa-test.
De verplichting die verzoekster oplegt tot het viermaal per jaar testen op seksueel overdraagbare aandoeningen is een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de escort en raakt aan de menselijke waardigheid. De vermelding op de website dat de escorts zich regelmatig testen, zet klanten aan tot het afnemen van de dienst pijpen zonder condoom en andere vormen van onveilige seks.
Daarmee wordt volgens het college in strijd met de vergunningvoorschriften en de APV gehandeld.
2.8.5.
Het college stelt gehouden te zijn tot intrekking van de vergunning op grond van de artikelen 3:7, 3:9 en 3:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Moerdijk (APV). Er wordt onder meer in strijd gehandeld met de vergunningvoorschriften en er doet zich een omstandigheid voor als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder d van de APV. De feitelijke toestand is niet in overeenstemming met het in de aanvraag vermelde. Als verzoekster bij de aanvraag melding zou hebben gemaakt van pijpen zonder condoom als onderdeel van de bedrijfsvoering, dan zou vergunning geweigerd zijn op grond van artikel 3:7, vierde lid, aanhef en onder e van de APV, omdat het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid, van de APV (ten aanzien van maatregelen ter borging van de hygiëne en ter bescherming van de gezondheid van escorts en klanten).
Daarnaast stelt het college in redelijkheid bevoegd te zijn tot intrekking van de vergunning. Omdat verzoekster niet aanstuurt op condoomgebruik tijdens het pijpen, haar bedrijf juist profileert met bemiddelen voor onbeschermde orale seks en gelet op haar standpunt dat het hierbij niet per definitie gaat om onveilige seks, is de vrees gewettigd dat het van kracht blijven van de vergunning een gevaar oplevert voor de gezondheid van escorts of klanten. Verder heeft verzoekster in strijd met de APV in advertenties onveilige seks aangeboden.
2.8.6.
Volgens het college zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat van intrekking van de vergunning zou moeten worden afgezien en is die intrekking niet onevenredig. Het is volgens het college noodzakelijk dat de regels met betrekking tot het exploiteren van een prostitutiebedrijf strikt worden nageleefd. Het college verstrekt geen vergunning wanneer het hygiënebeleid niet voldoet aan de minimumnormen. Condoomgebruik tijdens het pijpen is een minimale eis. Pijpen zonder condoom wordt algemeen beschouwd als onveilige seks en als een misstand in de prostitutiebranche die moet worden tegengegaan. [1] Het college kent aan het tegengaan van misstanden in de prostitutiebranche een groter gewicht toe dan aan het zakelijk belang van verzoekster.
Artikel 3:9, eerste lid, van de APV laat volgens het college geen beleidsruimte voor een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom om de bedrijfsvoering van [het escortbedrijf] aan te passen. Het college stelt dat met deze middelen ook niet kan worden volstaan, omdat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de gezondheid van escorts en klanten.
Verzoekster heeft willens en wetens afgeweken van de Hygiënerichtlijn en heeft de daarin opgenomen hygiënenorm van condoomgebruik tijdens het pijpen naast zich neergelegd.
Volgens het college dienen de belangen van de gezondheid van escorts en klanten en van het zelfbeschikkingsrecht van de escorts in het bijzonder, en het belang dat gediend is met handhaving zwaarder te wegen dan het belang van verzoekster.
2.9.
Met het besluit van 11 juni 2025 heeft het college het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat de exploitatievergunning wordt ingetrokken met ingang van de achtste dag na de dag van de uitspraak van de voorzieningenrechter in deze procedure en de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom tot en met de zevende dag na de dag van die uitspraak.
Verzoek
3.1.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen. Zij heeft hiertoe gesteld dat het aanbieden van pijpen zonder condoom in beginsel niet onhygiënisch, niet onveilig en niet verboden is. Verder kan deze dienst onder strikte voorwaarden als medisch verantwoord wordt beschouwd, gelet op informatie en advies vanuit de GGD. Met wederzijdse toestemming van de freelancer en het door [het escortbedrijf] gehanteerde testbeleid worden gezondheidsbelangen beschermd, in overeenstemming met hygiënerichtlijnen.
Verzoekster biedt in de praktijk pijpen zonder condoom uitsluitend aan onder zeer strenge condities en met strikte naleving van hygiënemaatregelen (zoals mondspoeling, geen orale seks bij wondjes of symptomen, niet klaarkomen/laten komen oraal). Verzoekster verkeerde dan ook in de veronderstelling dat zij binnen de grenzen van de vergunning opereerde, zolang de algemene gezondheid niet in gevaar kwam.
[het escortbedrijf] heeft nooit een garantie gegeven over absolute soa-vrijheid en vermeldt op de website alleen dat onbeschermde orale diensten kunnen worden geleverd als daar wederzijdse toestemming voor is.
3.2.
De Hygiënerichtlijn omvat slechts een advies voor condoomgebruik bij orale seks, heeft geen juridische status en is niet bindend, aldus verzoekster. Er is geen wettelijke plicht tot condoomgebruik bij orale seks. Pijpen zonder condoom wordt in de escortbranche algemeen aangeboden. Dat het college een strengere norm hanteert en de Hygiënerichtlijn strikter uitlegt dan de landelijke praktijk en medische risico-inschattingen is onevenredig.
3.3.
Verzoekster stelt dat zij aan alle voorwaarden voldoet, dat er geen sprake is van overtreding van de APV en dat de vergunning niet op grond van de artikelen 3:7 en 3:9 van de APV kon worden ingetrokken. Het aanbieden van orale seks zonder condoom of afwijken van de Hygiënerichtlijn is geen weigeringsgrond. Het doen van vrijwillig geboden, onbeschermde orale seks door volwassenen is geen verboden handeling of onveilige seks. Verzoekster betwist ook dat dat haar aanvraag zou zijn afgewezen als zij daarbij melding had gemaakt van het pijpen zonder condoom.
3.4.
De voorwaarde van regelmatige GGD-tests is bedoeld als beschermingsmaatregel en niet als dwangmiddel. In de huisregels is niet opgenomen dat een escort verplicht is onveilig te werken of tot geneeskundig onderzoek en dat blijkt ook niet uit het bedrijfsplan. [het escortbedrijf] kiest ervoor geen samenwerking aan te gaan wanneer de escort niet op regelmatige basis test. Dit is echter geen dwang om te testen wanneer zij werkzaam is voor verzoekster. [het escortbedrijf] hanteert een zeer zorgvuldige procedure bij het werven van escortdames. Als iemand in enig stadium aangeeft zich niet comfortabel te voelen bij de dienstverlening (inclusief tongzoenen of onbeschermde orale seks) wordt zij niet aangenomen. Alleen kandidaten die met volle overtuiging instemmen met en hun eigen grenzen kennen worden aangenomen. Achterliggend motief is het beschermen van de keuzevrijheid, het lichamelijk welbevinden en de veiligheid van de escorts. Daarnaast beschrijft het (goedgekeurde) bedrijfsplan gedetailleerd de maatregelen op het gebied van hygiëne, veiligheid en gezondheidszorg. Zo mogen de escorts altijd weigeren zonder dat dat repercussies heeft.
Ten aanzien van de advertentie op [website] stelt verzoekster dat deze advertentie door derden is geplaatst. Zij wist hier niet van en heeft die dan ook niet kunnen corrigeren.
3.6.
Verder stelt verzoekster dat intrekking van de vergunning onevenredig is. Verzoekster heeft actief meegewerkt aan overleg en (deels) aanpassing van de bedrijfsvoering. Waar nodig kan zij ook haar beleid aanpassen. Het college had kunnen volstaan met een minder verstrekkend alternatief, zoals een waarschuwing of tijdelijke schorsing. Het college heeft nooit ingegrepen tot de uitzending van BOOS. Dit wijst op selectieve handhaving. Ook had verzoekster geen reden om aan te nemen dat haar praktijk, die in overeenstemming wordt gevoerd met het merendeel van de branche, in strijd is met gemeentelijk beleid.
Toetsingskader
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5.1.
De vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is of de verwachting bestaat dat het besluit van het college, waarbij verzoeksters exploitatievergunning voor [het escortbedrijf] is ingetrokken en aan haar een last onder dwangsom is opgelegd, in bezwaar standhoudt.
In deze beoordeling worden niet alle grondslagen van het bestreden besluit betrokken. Dat is in het kader van deze voorlopige beoordeling ook niet vereist.
Voordat aan deze vraag inhoudelijk kan worden toegekomen dient vast te staan dat verzoekster een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Spoedeisend belang
5.2.
Verzoekster heeft op de zitting toegelicht dat intrekking van de exploitatie-vergunning en het staken van [het escortbedrijf] niet alleen inkomensverlies voor haar maar ook van de escorts tot gevolg heeft. Daarnaast vreest zij voor het verlies van de opgebouwde klantenkring.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster gelet hierop voldoende aannemelijk gemaakt dat zij spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Juridisch kader
5.3.
Artikel 3:9 van de APV bepaalt in welke gevallen de exploitatievergunning wordt ingetrokken. Dit is onder meer het geval als gehandeld wordt in strijd met de artikelen 3:13 en 3:15 (lid 1 c) en zich een geval voordoet waarin de vergunning geweigerd zou worden (lid 1 e). Verder kan de vergunning worden ingetrokken, onder meer in het geval dat gehandeld is in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen (lid 2 a).
Artikel 3:7 van de APV bevat de weigeringsgronden van de exploitatievergunning. Onder meer wordt de vergunning geweigerd als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming zal zijn met de aanvraag (d) en dat de aanvrager in strijd zal handelen met de aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften (e).
Op grond van artikel 3:13 van de APV is het verboden door een prostitutiebedrijf in advertenties onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat de prostituees vrij zijn van soa’s.
In artikel 3:15 van de APV is geregeld dat een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin is omschreven welke maatregelen de exploitant treft op het gebied van hygiëne, gezondheid, veiligheid en zelfbeschikkingsrecht van de prostituees en gezondheid van de klanten. In lid 2 staat omschreven dat de maatregelen een aantal omstandigheden voor de prostituees moeten waarborgen.
De wettelijke regels en beleidsregels die verder van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
5.4.
Aan de vergunning zijn onder meer de voorschriften verbonden:
12. Het is de exploitant van het escortbedrijf verboden om de prostituees die werkzaam zijn voor het escortbedrijf aan te zetten tot of te verplichten om onveilig (zonder condoom) te werken;
14. Het is de exploitant verboden om reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees van het escortbedrijf vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen;
15. Het is de exploitant verboden te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken door de prostituees die werkzaam zijn voor het escortbedrijf;
16. Het escortbedrijf moet een veilig seksbeleid voeren, daarom is de exploitant verplicht om ervoor te zorgen dat:
- de bij het escortbedrijf in dienst zíjnde prostitué(e)s te allen tijde voldoende wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar hebben;
- de bedrijfsuitoefening van de in dienst zijnde prostituees hygiënisch, net en zedelijk geschiedt.
II. de exploitant te wijzen op het volgende
2. De bedrijfsvoering dient te geschieden conform het op 14-02-2020 ingediende bedrijfsplan;
Onveilige/onhygiënische seks
5.5.
Het college stelt dat onder onveilig werken wordt verstaan het werken zonder condoom. Het college wijst op onderdeel 2 van het bedrijfsplan. In de vergunning is bepaald dat de exploitatie moet geschieden volgens het bedrijfsplan, dat verzoekster zelf heeft ingediend. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bedrijfsplan wordt verwezen naar de Hygiënerichtlijn van het Landelijk Centrum voor hygiëne en veiligheid. Deze instantie is verbonden aan het RIVM. Daarnaast is deze richtlijn tot stand gekomen onder meer door inbreng van de GGD en brancheorganisaties. In de richtlijn wordt onder meer in paragraaf 2.4 vermeld wanneer een condoom moet worden gebruikt tijdens seks. Hieronder valt ook orale seks. Verder wordt uitgelegd waarom het gebruik van een condoom wordt voorgeschreven, namelijk om besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en met andere ziekteverwekkers te voorkomen.
Dat verzoekster meent dat ook de door haar gehanteerde maatregelen ervoor zorgen dat de escorts en haar klanten geen gevaar lopen is niet relevant. Verzoekster heeft zich, nu in paragraaf 2 van het bedrijfsplan is vermeld dat de hygiëne in het seksbedrijf moet voldoen aan de Hygiënerichtlijn, aan deze richtlijn gecommitteerd en het belang daarvan onderschreven.
Het college heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op goede gronden op het standpunt kunnen stellen dat orale seks zonder condoom onveilig is. Daarnaast heeft het college zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat verzoekster niet in overeenstemming met het bedrijfsplan werkt en in strijd handelt met een aan de exploitatievergunning
Aanzetten/verplichten tot onveilige seks en veilig seksbeleid
5.6.
Het college heeft daarnaast op goede gronden onderbouwd dat verzoekster in strijd met de voorschriften 12, 15 en 16 van de vergunning heeft gehandeld. Verzoekster heeft zelf verklaard dat een escort niet wordt aangenomen als zij aangeeft zich niet comfortabel te voelen bij onbeschermde orale seks. Dat impliceert naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat als de escort bemiddeld wil worden door [het escortbedrijf] zij wel moét instemmen met onbeschermde orale seks en daarmee verplicht wordt om onveilig te werken. Deze verplichting en het niet voeren van een veilig seksbeleid blijken naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook uit de Huisregels: ‘De diensten bij [het escortbedrijf] betreffen orale seks uitgevoerd zonder condoom, zoenen met tong en veilige seks (met condoom).’
Daarmee is sprake van het aanzetten of verplichten tot onveilig werken en is er geen veilig seksbeleid waarmee de bedrijfsuitvoering hygiënisch geschiedt.
Verzoekster voldoet daarmee niet aan de vergunningvoorschriften. Dat het in de branche wellicht gebruikelijk is om pijpen zonder condoom aan te bieden, laat onverlet dat in dit geval aan de vergunning het verbod van aanzetten of verplichten tot onveilig (zonder condoom) werken is verbonden en de verplichting tot het voeren van een veilig seksbeleid.
Verzoekster heeft erop gewezen dat de wetgever er vanuit gaat dat bij een deugdelijk gezondheidsprotocol de exploitant maatregelen treft die de gezondheid van zowel escort als klant beschermen. Verzoekster heeft echter geen maatregelen getroffen om veilige orale seks – dat is met condoom – aan te bieden en daarmee de gezondheid te beschermen.
Verplichting tot testen
5.7.
Daarnaast blijkt uit het bedrijfsplan, de huisregels en de gronden van het verzoek voldoende dat verzoekster de escorts dwingt om zich geneeskundig te onderzoeken. In het bedrijfsplan is namelijk aangegeven: ‘De dame laat zich elke 3 maanden testen bij de dokter of het GGD. [het escortbedrijf] wil daar een bewijs van ontvangen. Ook ontvangen wij graag de uitslag’. In de huisregels staat: ‘De Dame dient ieder kwartaal een GGD test te (laten) uitvoeren.’ Verder is in de gronden van het verzoek aangegeven dat [het escortbedrijf] ervoor kiest geen samenwerking aan te gaan wanneer de escort niet op regelmatige basis test. Net als overwogen ten aanzien van onbeschermde orale seks betekent dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de escort wel móet instemmen met regelmatige testen omdat zij anders niet door [het escortbedrijf] bemiddeld zal worden.
Dit betekent dat het college op goede gronden heeft aangenomen dat in strijd met artikel 3:15, tweede lid, onder f, van de APV is gehandeld.
5.8.
Verzoekster heeft op haar website geadverteerd met de dienst “pijpen zonder condoom”. Zoals hiervoor is overwogen mocht het college aannemen dat orale seks zonder condoom een vorm van onveilige seks is. Reeds daarom heeft het college op goede gronden aangenomen dat verzoekster hiermee in strijd met artikel 3:13, aanhef en onder 3, van de APV heeft gehandeld.
Intrekking vergunning
5.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was het college reeds hierom gehouden (rechtsoverwegingen 5.5, 5.7 en 5.8) dan wel bevoegd (rechtsoverweging 5.6) om tot intrekking van de exploitatievergunning voor [het escortbedrijf] over te gaan. De voorzieningenrechter kan het college volgen in de stelling dat verzoekster nog steeds vindt – ook ter zitting – dat onbeschermde orale seks onder zeer strenge condities niet onveilig of onhygiënisch is en dat dit de vrees rechtvaardigt dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de gezondheid van escorts en klanten.
Voor zover er sprake is van een bevoegdheid tot intrekking van de vergunning is de voorzieningenrechter dat het college in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
De voorzieningenrechter acht intrekking van de exploitatievergunning een geschikt en noodzakelijk middel om het doel te bereiken en de nadelige gevolgen van de intrekking van de vergunning niet onevenredig in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Het belang van de gezondheid en hygiëne van de escorts en klanten, het zelfbeschikkingsrecht van de escorts en het tegengaan van misstanden in de prostitutiebranche heeft het college zwaarder mogen laten weten dan het financiële belang van verzoekster.
Het college heeft niet kunnen of hoeven volstaan met een minder ingrijpend middel dan intrekking. Gelet op voormeld standpunt van verzoekster, dat zij tot op zitting is blijven innemen, heeft het college afdoende gemotiveerd dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de gezondheid van escorts en klanten.
Gelet op dat standpunt heeft het college er ook geen vertrouwen in hoeven hebben dat verzoekster de hygiënenorm van condoomgebruik bij orale seks in haar bedrijfsvoering, waaraan het aanbieden van pijpen zonder condoom dusdanig is verbonden, zal borgen. Tot op heden is ook niet gebleken dat verzoekster passende maatregelen heeft genomen om dat voldoende te borgen.
Conclusie
6.1.
De voorzieningenrechter heeft de verwachting dat de intrekking van de exploitatievergunning en de last onder dwangsom in bezwaar zal standhouden. Zij ziet dan ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Ook anderszins ziet zij daarvoor geen aanleiding. Verzoekster heeft op de zitting het aanbod gedaan om [het escortbedrijf] te continueren zonder het aanbieden van de dienst pijpen zonder condoom. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om alsnog over te gaan tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft haar aanbod pas op zitting gedaan en pas na vragen van de voorzieningenrechter daarover. Daarnaast heeft het college op de zitting terecht gesteld dat niet te controleren is dat die dienst in de praktijk niet meer wordt aangeboden.
6.2.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af. Dit betekent dat de exploitatievergunning conform het gewijzigde besluit van 11 juni 2025 wordt ingetrokken met ingang van de achtste dag na de dag van deze uitspraak. Verder geldt ook dat de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom tot en met de zevende dag na de dag van deze uitspraak loopt.
Omdat het verzoek wordt afgewezen, heeft verzoekster geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 4 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: wet- en regelgeving

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Moerdijk
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
1. Aan een verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
1. De vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
Artikel 3:3 Vergunning
1. Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.
Artikel 3:7 Weigeringsgronden
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning geweigerd als:
d. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
e. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;
4. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
e. als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
1. De vergunning wordt ingetrokken als:
a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
b. de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;
c. is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14 (eerste of tweede lid), 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;
d. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
e. zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met h;
f. de vergunninghouder dat verzoekt;
g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan of een beheersverordening.
2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
a. is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;
b. in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;
c. een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;
d. is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;
e. is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;
f. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;
g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan;
h. er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
i. gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
Artikel 3:13 Adverteren
Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:
1. geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;
2. vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder 1, en
3. als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
Artikel 3:15 Bedrijfsplan
1. Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:
a. op het gebied van hygiëne;
b. ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;
c. ter bescherming van de gezondheid van de klanten;
d. ter voorkoming van strafbare feiten.
2. De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarborgen dat:
a. de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;
b. inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;
c. in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;
d. in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;
e. de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;
f. de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;
g. de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;
h. de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;
i. de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;
j. aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;
k. de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;
l. de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;
m. de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;
n. de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;
o. de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.
3. Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.
4. De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
5. De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.
6. In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.

Voetnoten

1.Het college verwijst naar tweede kamerstukken: TK 2020/21, 35 715, nr. 3, p. 10.