ECLI:NL:RBZWB:2025:4252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
25/1731
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van beroepsgronden

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 19 maart 2025. Eiser heeft in zijn beroepschrift geen gronden vermeld, wat volgens de rechtbank leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft eiser eerder de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Eiser had aanvankelijk pro-forma beroep aangetekend en aangegeven meer tijd nodig te hebben, maar heeft uiteindelijk geen aanvullende grieven of beroepstukken ingediend. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1731

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 19 maart 2025.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft eiser de gronden tijdig vermeld?
4. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in haar bericht van 27 mei 2025 verzocht om binnen drie weken dit verzuim te herstellen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden verontschuldigbaar?
5. Eiser heeft in eerste instantie pro-forma beroep aangetekend op 25 april 2025 en aangegeven meer tijd nodig te hebben voor het indienen van de gronden. Bij brief van 16 juni 2025 heeft hij de rechtbank vervolgens bericht geen aanvullende grieven of beroepstukken te hebben. Ook heeft hij de rechtbank toestemming gegeven uitspraak te doen zonder zitting. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 7 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.