ECLI:NL:RBZWB:2025:4304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
10691362 MB VERZ 23-454
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rechts inhalen op de Rijksweg A16 te Breda op 14 juni 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat hij een auto op de linkerbaan had ingehaald die afremde vanwege filevorming. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De rechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om betrokkene staande te houden, wat leidde tot de conclusie dat de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen.

De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de boete werd vastgesteld op € 187,50, met een terugbetaling van € 62,50 aan betrokkene voor te veel betaalde zekerheid. Daarnaast werd een proceskostenvergoeding van € 226,75 toegekend aan betrokkene. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10691362 \ MB VERZ 23-454
CJIB-nummer: 1062 5422 5044 0069
uitspraakdatum: 13 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] N.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rechts inhalen waar dat verboden is op de Rijksweg A16 te Breda op 14 juni 2022 om 08:11 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft niet rechts ingehaald, omdat de persoon op de linkerbaan afremde op de snelweg vanwege filevorming, waardoor betrokkene op de middelste baan deze auto voorbijreed. Betrokkene is ten onrechte niet staande gehouden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het ter zitting overhandigde aanvullend proces-verbaal blijkt dat staandehouding onmogelijk was gelet op de snelheid en gevaarzetting. Daarnaast reed de verbalisant met een privévoertuig dat niet over een stopbord beschikt. Ook kon de verbalisant op geen andere wijze zijn ambt bekend maken. De verbalisant heeft aangegeven zeker te weten het juiste kenteken te hebben genoteerd, omdat hij bij twijfel geen proces-verbaal uitschrijft. Verder is de pleeglocatie voldoende duidelijk waardoor betrokkene niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Omdat de redelijke termijn is overschreden, verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant afgezien van staandehouding door de hoge snelheden en gevaarzetting. Daarnaast reed de verbalisant met een privévoertuig die niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Iedereen heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 5 juli 2022 en is de redelijke termijn dus met bijna een jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Daarbij wordt de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast, nu de matiging uitsluitend het gevolg is van overschrijding van de redelijke termijn (zie ECLI:NL:HR:2023:1526). De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 226,75

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 226,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: