In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Haagdijk te Breda op 27 april 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat de betrokkene stil stond en enkel de weg op Google Maps zocht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant, en dat er geen aanleiding was om aan deze verklaring te twijfelen.
De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat er sprake was van schending van de informatieplicht, omdat het dossier niet tijdig aan de gemachtigde was verstrekt. Desondanks was de kantonrechter van mening dat de betrokkene niet in zijn verdedigingsbelang was geschaad, aangezien hij wist op welke boete het betrekking had en inhoudelijk verweer had gevoerd. Daarnaast is er vastgesteld dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid waren gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.
De kantonrechter heeft de boete gematigd met 25% naar € 112,50, en vervolgens nogmaals met 25% naar € 84,38, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 907,- toegekend aan de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.