Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 226,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene, een B.V., was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Oosterhoutseweg te Raamsdonkveer op 12 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de redelijke termijn was overschreden en verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, waarbij werd gesteld dat de verbalisant niet in staat was om de bestuurder staande te houden omdat hij met een privévoertuig reed.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan. Echter, de rechter oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar had geduurd. De kantonrechter heeft daarom de boete met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die zijn berekend op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.