Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
onmiddellijknadat het voertuig tot stilstand is gebracht
bij voortduringin- en uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging vond plaats op 7 maart 2023 te Breda. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant. De betrokkene voerde aan dat hij bezig was met verhuizen en daarom kort op de gehandicaptenparkeerplaats had geparkeerd om kasten uit te laden. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood dat de gedraging was verricht. De kantonrechter benadrukte dat laden en lossen alleen is toegestaan als dit onmiddellijk gebeurt, wat in dit geval niet het geval was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak werd gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier E. Alekperov. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.